les 3

Les 3 
Je leert vandaag het verschil tussen woorden met   een lange en een korte klank in het meervoud te schrijven. 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Les 3 
Je leert vandaag het verschil tussen woorden met   een lange en een korte klank in het meervoud te schrijven. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Welk woord met een lange klank ken je?
lange klank

Slide 4 - Woordweb

Welke woorden met korte klanken ken jij? 
korte klank

Slide 5 - Woordweb

Korte klank of lange klank?
A
Kroketten
B
Kroketen

Slide 6 - Quizvraag

Heeft het woord 'hotel' een lange of een korte klank?
A
Lange klank
B
Korte klank

Slide 7 - Quizvraag

Welke woorden hebben een korte klank
A
dimmen - kassen
B
kloppen - rozen
C
bomen - lezen
D
mezen - messen

Slide 8 - Quizvraag

Korte klank
Lange klank
noten
dure
eten
apen
rennen
smalle
kippen
domme

Slide 9 - Sleepvraag

Sleep de woorden met een korte klank naar kolom 1.
Sleep de woorden met een lange klank naar kolom 2.
Boter
Botter
Duur
Grappen
Dakterras
Minuut
Teksten
Najaar
Anderen

Slide 10 - Sleepvraag

lange klank
korte klank
verbetering
spannend
correspondent
gerommel
gehinnik
aanwezig
geklater
geheimzinnig
leraar
onmogelijk

Slide 11 - Sleepvraag

lange klank
korte klank
korte & lange klank
kippenhok
paardenstal
fototoestel
vuurkorf
winkelstraten
lampen
knuffelberen
hooivorken
lakens
basisscholen
tennis
toveren

Slide 12 - Sleepvraag

IK weet nu hoe ik een woord met lange en korte klanken moet spellen
A
ja, ik snap het helemaal
B
ja, ik snap het een beetje
C
nee, ik wil graag nog een keer uitleg

Slide 13 - Quizvraag