V2 Fictie 23: Ruimte


Welkom 
v2t!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Welkom 
v2t!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerkopdrachten bespreken
  3. Korte herhaling Fictie 22: Tijd
  4. Fictie 23: Ruimte
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 5, 6 en 7a
5 De totale vertelde tijd is een nacht, een ochtend en een stukje van de middag.

6 Er is hier sprake van versnelling. In een tijdsbestek van drie alinea’s is er een nacht en een ochtend om.

7a Verteltijd korter dan vertelde tijd: regel 31-35. In slechts 3 zinnen is ze de gangen door gewandeld naar Robins kamer.
Verteltijd langer dan vertelde tijd: regel 41-49. Anna pakt een steen en tikt op het raam, dit gaat erg snel. De auteur neemt veel langer de tijd om Anna’s gedachten hierover te omschrijven.




Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 7b, 8 en 9
7b Het effect van de versnelling is dat de lezer geboeid blijft. Minder interessante gebeurtenissen, zoals de wandeling door de gang, kan de schrijver maar kort beschrijven of zelfs overslaan, om zo snel verder te kunnen vertellen gebeurtenissen die wel boeiend zijn. Het effect van de vertraging is het opbouwen van spanning. Anna gaat inbreken, en om de spanning tot dat moment op te bouwen vertraagt de auteur de gebeurtenis.

Bijvoorbeeld: regel 18-20 en regel 53-55.

9 Bijvoorbeeld: ’s Avonds wordt er minder goed opgelet en heb je dus meer mogelijkheid en tijd om te ontsnappen.




Slide 5 - Tekstslide

Wat is de verteltijd? En wat is vertelde tijd?

Slide 6 - Open vraag

Wat is een flashback? En wat is een flashforward?


Slide 7 - Open vraag

Fictie 23: Ruimte

Doel: Je leert hoe een schrijver spanning creëert met ruimtebeschrijvingen.
 


Slide 8 - Tekstslide

Kennen jullie al manieren hoe een schrijver spanning creëert met het gebruik van ruimtebeschrijvingen?

Slide 9 - Woordweb

Ruimte
Ruimte = omgeving waarin het verhaal zich afspeelt

Onder ruimte versta je alle omschrijvingen over de omgeving:
  • Voorwerpen, bv. een flikkerende lamp
  • Geluiden, bv. geraas van verkeer
  • Weer en seizoenen, bv. stralende zon
  • Tijdperken, bv. het jaar 1483
  • Culturen, bv. personages met een Twents dialect

Slide 10 - Tekstslide

Wat is hier GEEN voorbeeld van ruimte in een verhaal?
A
de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt
B
voorwerpen en geluiden
C
tijdperk, weer en seizoenen
D
gedachten en gevoelens

Slide 11 - Quizvraag

Lees het fragment hiernaast.
Wat voor soort ruimtebeschrijving geeft
de schrijver in dit fragment?

Slide 12 - Open vraag

Ruimte
Een schrijver kan met ruimte spelen om spanning te creëren in een verhaal.

De schrijver gaat functioneel om met ruimtes: hij beschrijft deze zo dat ze bepaalde gebeurtenissen benadrukken of een bepaalde sfeer scheppen

Slide 13 - Tekstslide

Ruimte
De schrijver kan een ruimte inzetten op twee manieren:
  1. Stemmingverhogend = de ruimte past bij de gebeurtenissen
  2. Contrasterend = de ruimte past niet bij de gebeurtenissen

Slide 14 - Tekstslide

Verzin bij de volgende gebeurtenissen een stemmingverhogende en een contrasterende ruimte.
a) een romantisch diner
b) een crematie
c) een riddergevecht
d) een roofoverval

Slide 15 - Open vraag

Lees het fragment hiernaast.
Is de ruimtebeschrijving overeenkomend of
contrasterend met de gebeurtenissen?
Leg je antwoord uit.

Slide 16 - Open vraag

Ga op internet opzoek naar voorbeelden van functionele ruimtes in films, series of reclames.
Zorg dat je minimaal 2 verschillende voorbeelden hebt.
Je kunt de afbeeldingen toevoegen als antwoord bij deze vraag.

Slide 17 - Open vraag

Hoe kan een schrijver spanning creëren met het gebruik van ruimtebeschrijvingen?
Geef antwoord in volledige zinnen!

Slide 18 - Open vraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: dinsdag 17 december
  • Huiswerk:  leren p. 90 en 94
  • Meenemen: pen
  • Programma: iets leuks

Slide 19 - Tekstslide