Les 1 De vitale functies

De vitale functies
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

De vitale functies

Slide 1 - Tekstslide

Welke vitale functies ken je al?

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
  • De student  kan de vitale functies benoemen
  • De student weet wat een bloeddruk is en kent de achterliggende theorie
  • De student weet wat een hartslag is en kent de achterliggende theorie
  • De student weet wat de ademhaling is en kent de achterliggende theorie
  • De student weet wat een saturatie is en kent de achterliggende theorie
  • De student weet hoe hij de temperatuur kan meten en kent de achterliggende theorie





Slide 3 - Tekstslide

Vitale functies:

Bloeddruk
Hartslag
Ademhaling
Lichaamstemperatuur
Bewustzijn

Beoordelen door:

Kijken
Luisteren
Voelen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Bloeddruk

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Weten jullie zelf welke
RR ( Riva Rocci: uitvinder) of mmHG jullie ongeveer hebben?

Slide 8 - Woordweb

Diastole (Onderdruk)
Systole (Bovendruk)

Slide 9 - Tekstslide

Nu je de theorie hebt aangehoord...
Welke factoren kunnen
de bloeddruk beïnvloeden?

Slide 10 - Woordweb

Bloeddruk kan beïnvloed worden door:
Emoties en stress
Leeftijd
Medicatie
Lichamelijke inspanning
Lichaamsgewicht/ voedingsstijl

Slide 11 - Tekstslide

Zoek eens op,
welke verschijnselen heb je
bij een te hoge en te lage bloeddruk?

Slide 12 - Woordweb

Verschijnselen bij een te hoge bloeddruk
(hypertensie)

Vermoeidheid, 
Hoofdpijn
Stoornis van gezichtsvermogen/ 
Neusbloeding
Kortademigheid bij inspanning
Hersenbloeding
Nachtelijke benauwdheid

Slide 13 - Tekstslide

Wat kun je doen bij hypertensie?
Wat kun je doen tegen hypertensie? 
- Stoppen met roken;
- Afvallen;
- Minder alcohol drinken;
- Gezonder eten;
- Meer bewegen / sporten
- Zorg voor minder stress

Slide 14 - Tekstslide

Verschijnselen bij een te lage bloeddruk (hypotensie)

Flauwtes
Vermoeidheid
Duizeligheid door beweging
Hartkloppingen
Shock

Slide 15 - Tekstslide

Wat kun je doen bij hypotensie? 
- Bouillon drinken (zouten) -> Niet teveel i.v.m. nierfunctie!
- Niet te snel opstaan;
- Voldoende drinken bij transpiratie (bijv. bij sporten of warm weer);
- Bij duizeligheid: Spieren aanspannen, dit verhoogt de bloeddruk.

Slide 16 - Tekstslide

Hartslag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Waar let je op?
De frequentie
De vulling
De regelmaat
De spanning

Slide 19 - Tekstslide

Afwijkingen
Tachycardie= een hartfrequentie boven de 100 slagen per min
Oorzaken: stress, koffie, uitdroging
Bradycardie= een hartfrequentie onder de 60 slagen per min
Oorzaken: geneesmiddelen, drugs,hartproblemen
Aritmie= onregelmatige hartslag
Oorzaken: hartritmestoornissen

Slide 20 - Tekstslide

Ademhaling (respiratie)

Slide 21 - Tekstslide

Respiratie definitie;
Fysisch en chemisch proces 
waardoor de cellen
en het weefsel zuurstof 
ontvangen en
koolzuur afgeven

Slide 22 - Tekstslide

Beoordelen van de ademhaling
Ademhalingsfrequentie en patroon
Kleur van de huid
Gebruik van hulpademhalingsspieren en buikademhalingsspieren
Ademgeruis 
Eventueel saturatie meten

Slide 23 - Tekstslide

De saturatie

Slide 24 - Tekstslide

Heb je weleens een saturatiemeter gezien of gebruikt?
JA
NEE

Slide 25 - Poll

2 Manieren van saturatie meten



> 95% is goed
<95 % is hypoxaemie
1) Arteriële bloedgasanalyse: deze methode vereist een arteriële bloedafname, de benodigde analyse apparatuur

2) De transcutane (door de huid en nagelbed) meting met een saturatiemeter: deze methode is heel eenvoudig


Slide 26 - Tekstslide

Temperatuur

Slide 27 - Tekstslide

Wat is een normale temperatuur
voor een menselijk lichaam?

Slide 28 - Woordweb

Temperatuur waarden 

Normaal: 36.5-37.5
Te koud: <36.5
Onderkoeling: <35.0
Verhoging: 37.5-38.0
Koorts: >38.0
Hyperthermie: > 41.0
Te koud:
verhoging spierspanning
(willekeurige spieren krijgen onwillekeurige bewegingen)
Rillen, klappertanden

Te warm
Dilatatie
Zweten

Slide 29 - Tekstslide

Terugkomen op de leerdoelen
  • De student  kan de vitale functies benoemen

  • De student weet wat een bloeddruk is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet wat een hartslag is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet wat de ademhaling is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet wat een saturatie is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet hoe hij de temperatuur kan meten en kent de achterliggende theorie





Slide 30 - Tekstslide