Les 1 en 2 vitale functies

                   De vitale functies
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

                   De vitale functies

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Theorie Vitale functies
Aan de slag
ZBO

Slide 2 - Tekstslide

Welke vitale functies ken je al?

Slide 3 - Woordweb

Leerdoelen
  • De student  kan de vitale functies benoemen
  • De student weet wat een bloeddruk is en kent de achterliggende theorie
  • De student weet wat een hartslag is en kent de achterliggende theorie
  • De student weet wat de ademhaling is en kent de achterliggende theorie
  • De student weet wat een saturatie is en kent de achterliggende theorie
  • De student weet hoe hij de temperatuur kan meten en kent de achterliggende theorie





Slide 4 - Tekstslide

Vitale functies:

Bloeddruk
Hartslag
Ademhaling
Lichaamstemperatuur
Bewustzijn

Beoordelen door:

Kijken
Luisteren
Voelen

Slide 5 - Tekstslide

Bloeddruk= RR
Normaal waarde 140/90
Hypertensie > 140/90
Hypotensie

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Weten jullie zelf welke
RR jullie ongeveer hebben?

Slide 8 - Woordweb


Welke factoren kunnen
de bloeddruk beïnvloeden?

Slide 9 - Woordweb

Bloeddruk kan beïnvloed worden door:
Emoties en stress
Leeftijd
Medicatie
Lichamelijke inspanning
Lichaamsgewicht/ voedingsstijl

Slide 10 - Tekstslide

Welke verschijnselen heb je
bij een te hoge bloeddruk?

Slide 11 - Woordweb

Verschijnselen bij een te hoge bloeddruk
Vermoeidheid, Hoofdpijn
Stoornis van gezichtsvermogen/ 
Neusbloeding
Kortademigheid bij inspanning
Hersenbloeding
Nachtelijke benauwdheid

Slide 12 - Tekstslide

Verschijnselen bij een te lage bloeddruk

Flauwtes
Vermoeidheid
Duizeligheid door beweging
Hartkloppingen
Shock

Slide 13 - Tekstslide

Hartslag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Waar let je op?
De frequentie
De vulling
De regelmaat
De spanning

Slide 16 - Tekstslide

Afwijkingen
Tachycardie= een hartfrequentie boven de 100 slagen per min
Oorzaken: stress, koffie, uitdroging
Bradycardie= een hartfrequentie onder de 60 slagen per min
Oorzaken: geneesmiddelen, drugs,hartproblemen
Aritmie= onregelmatige hartslag
Oorzaken: hartritmestoornissen

Slide 17 - Tekstslide

Ademhaling (respiratie)

Slide 18 - Tekstslide

Respiratie definitie;
fysisch en chemisch proces 
waardoor de cellen
en het weefsel zuurstof 
ontvangen en
koolzuur afgeven

Slide 19 - Tekstslide

Beoordelen van de ademhaling
  • Ademhalingsfrequentie en patroon
  • Kleur van de huid
  • Gebruik van hulpademhalingsspieren en buikademhalingsspieren
  • Ademgeruis 
  • Eventueel saturatie meten

Slide 20 - Tekstslide

Normaal waarden
  • bij volwassenen 14 tot 18 maal per minuut;
  • bij kinderen 20 tot 25 maal per minuut;
  • bij baby's 30 tot 40 maal per minuut


Slide 21 - Tekstslide

Een oppervlakkige ademhaling komt voor bij:

  • aandoeningen van de ademhalingsorganen (bijvoorbeeld longemfyseem);
  • sommige hart- en vaatziekten.  Is dus HOGER

Een diepe ademhaling komt onder andere voor:
  • na het gebruik van slaapmiddelen;
  • bij bewusteloosheid ten gevolge van een te hoog bloedsuikergehalte. Is dan LAGER




Slide 22 - Tekstslide

De saturatie

Slide 23 - Tekstslide

2 manieren van saturatie meten



100 % is prima
<95 % is hypoxaemie
1) arteriële bloedgasanalyse: deze methode vereist een arteriële bloedafname, de benodigde analyse apparatuur

2) de transcutane (door de huid en nagelbed) meting met een saturatiemeter: deze methode is heel eenvoudig


Slide 24 - Tekstslide

Temperatuur

Slide 25 - Tekstslide

Wat is een normale temperatuur
voor een menselijk lichaam?

Slide 26 - Woordweb

Temperatuur waarden 

Normaal: 36.5-37.5
Te koud: <36.5
Onderkoeling: <35.0
Verhoging: 37.5-38.0
Koorts: >38.0
Hyperthermie: > 41.0
Te koud:
verhoging spierspanning
(willekeurige spieren krijgen onwillekeurige bewegingen)
Rillen, klappertanden

Te warm
Dilatatie
Zweten

Slide 27 - Tekstslide

Terugkomen op de leerdoelen
  • De student  kan de vitale functies benoemen
  • De student weet wat een bloeddruk is en kent de achterliggende theorie
  • De student weet wat een hartslag is en kent de achterliggende theorie
  • De student weet wat de ademhaling is en kent de achterliggende theorie
  • De student weet wat een saturatie is en kent de achterliggende theorie
  • De student weet hoe hij de temperatuur kan meten en kent de achterliggende theorie





Slide 28 - Tekstslide