In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Waar staan 4 stofeigenschappen?
A
Ontvlambaarheid, kleur,
dichtheid en smaak
B
Volume, geur, prijs en giftigheid
C
Massa, schadelijkheid, smaak en hoeveelheid
D
Temperatuur, gewicht, brandbaarheid en geur
Slide 3 - Quizvraag
In deze buizen zit in 1 buis alcohol, de ander water en de derde wasbenzine. In welke buis zit het water?
A
De linker
B
De rechter
C
De middelste
D
Dat kan je niet weten door alleen het plaatje te bekijken
Slide 4 - Quizvraag
Zijn de volgende stellingen waar of onwaar? 1) Koper is een zuivere stof. 2) Een suspensie blijft altijd goed gemengd. 3) Een klein beetje suiker in water heet een oplossing. 4) Sinaasappelsap is een oplossing. 5) De meeste stoffen die je dagelijks leven tegenkomt zijn zuivere stoffen.
Slide 5 - Open vraag
Noem zo veel mogelijk manieren die we hebben geleerd waarop een stof gevaarlijk kan zijn.
Slide 6 - Open vraag
Wat doe je bij extraheren?
A
oplosbare stoffen uit niet oplosbare stoffen via een filter afscheiden
B
stoffen oplossen in oplosmiddel
C
onoplosbare stoffen in een filter doen
D
Spelers verzamelen om te kunnen klaverjassen
Slide 7 - Quizvraag
Welke dranken maak je door te extraheren?
A
Chocolademelk
B
Thee of koffie
C
Cola, sinas en sprite
D
Ranja
Slide 8 - Quizvraag
Giet een suspensie in een filter
A
oplosmiddel gaat door filter
B
vaste stoffen blijven als residu in filter achter
C
je krijgt een helder oplosmiddel
D
Zowel A, B als C
Slide 9 - Quizvraag
Welke delen van koffie gaan door het filter?
A
Smaakstoffen
B
Geurstoffen
C
Kleur
D
Zowel A, B als C
Slide 10 - Quizvraag
Leg uit waarom je de stoffen in een oplossing niet, en de stoffen van een suspensie wel kan scheiden door deze vloeistoffen te filteren.
Slide 11 - Open vraag
We gebruiken het woord 'massa' in plaats van ....
A
hoeveelheid
B
volume
C
gewicht
D
Zowel A, B als C
Slide 12 - Quizvraag
Waarvoor gebruik je de weegschaal? En de maatcilinder?
A
weegschaal: volume
maatcilinder: massa
B
weegschaal: massa
maatcilinder: volume
C
weegschaal: massa
maatcilinder: gewicht
D
weegschaal: gewicht
maatcilinder: massa
Slide 13 - Quizvraag
De ruimte die een hoeveelheid vloeistof inneemt, noem je:
A
Volume
B
Gewicht
C
Massa
D
Zowel A, B als C
Slide 14 - Quizvraag
1 Liter = 1 dm³ 1 mL = 1 cm³
A
Alleen de bovenste is juist
B
Klopt !! Er passen 10 x 1 cm³ in de hoogte en ook in breedte en in lengte
C
Alleen de onderste is juist
D
Klopt niet: allebei niet
Slide 15 - Quizvraag
Een voorwerp is 10 cm lang, 4 cm breed en 1 cm hoog. Hoe groot is het volume van dit voorwerp?
A
0,4 cm³
B
4 cm³
C
40 cm³
D
400 cm³
Slide 16 - Quizvraag
Hoeveel vloeistof zit er in de maatcilinders?
A
45 mL, 74 mL en 18 mL
B
45 mL, 76 mL en 21 mL
C
45 mL, 76 mL en 22 mL
D
45 mL, 74 mL en 22 mL
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het volume van de steen?
A
48 mL
B
27 mL
C
17 mL
D
21 mL
Slide 18 - Quizvraag
Dichtheid is een stofeigenschap ...
A
van alle stoffen die bestaan
B
die je kunt berekenen als je massa en volume weet
C
weergegeven in de massa van 1cm³ van een stof
D
Zowel A, B als C
Slide 19 - Quizvraag
Welke eenheden horen bij Volume, Massa en Dichtheid?
A
cm³ of mL , gram of kg en gram/cm³
B
cm³ of mL , gram of kg en cm³/gram
C
dB, kg en gram/cm³
D
cm³ of mL, ton en ton/kg
Slide 20 - Quizvraag
Waar staat een juiste formule van dichtheid?
A
massa / dichtheid = volume
B
massa x dichtheid = volume
C
volume/ massa = dichtheid
D
massa x volume = dichtheid
Slide 21 - Quizvraag
Een oplossing kun je herkennen aan:
A
De stof die je oplost lost gedeeltelijk op
B
De stof die je oplost zweeft in oplosmiddel
C
De stof die je oplost wordt onzichtbaar
D
Zowel A, B als C
Slide 22 - Quizvraag
Een suspensie herken je aan:
A
Een stof fijn verdeelt in een vloeistof
B
Een suspensie is helder doorzichtig
C
Een suspensie gaat door een filter
D
Alle antwoorden zijn fout
Slide 23 - Quizvraag
Reken om
Slide 24 - Open vraag
Bereken de dichtheid van het blokje, gebruik de oplosmethode.