H1 Wat is criminaliteit? + H2 Ons beeld van criminaliteit

Criminaliteit
Les 1: H1 Wat is criminaliteit? + Nieuws 10.40
Les 2: H2 Ons beeld van criminaliteit


1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Criminaliteit
Les 1: H1 Wat is criminaliteit? + Nieuws 10.40
Les 2: H2 Ons beeld van criminaliteit


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Leerdoelen
-Je kan uitleggen wat criminaliteit is.
-Je kan beschrijven wat crimineel gedrag is en wanneer iemand een crimineel is.
-Je kan uitleggen waarom criminaliteit tijd- en plaatsgebonden is.
-Je kan het verschil tussen een overtreding en een misdrijf uitleggen.
-Je kan het verschil tussen zware criminaliteit en veelvoorkomende criminaliteit uitleggen.
   

Slide 3 - Tekstslide

Wat is crimineel gedrag?

 In de samenleving gelden wetten en regels die bepalen hoe we elkaar dienen te gedragen. Er is onderscheid tussen verschillende regels: 


Wetten of rechtsregels zijn geschreven regels

Fatsoensnormen zijn ongeschreven regels

Rechtsregels zijn in de wet opgenomen

Slide 4 - Tekstslide

Wat is criminaliteit? 

Regels hebben altijd te maken met waarden en normen. 

Waarde = een principe of uitgangspunt dat iemand belangrijk vindt.

Norm = de afspraken of regels hoe mensen zich moeten gedragen.


Criminaliteit is het geheel van gedragingen dat door de wet strafbaar is gesteld. Overtreed je deze dan begaat iemand een strafbaar feit of delict.


De meeste strafbare feiten staan beschreven in het Wetboek van Strafrecht.


Voorbeelden: moord, verkrachting, inbraak, openbare dronkenschap, diefstal

Slide 5 - Tekstslide

Niet iedere vorm van criminaliteit is even erg.
We maken onderscheid

Slide 6 - Tekstslide

Criminaliteit is  tijdgebonden
  • Godslastering was  vroeger verboden
  • Sinds 2000 is prostitutie niet meer verboden
  • Overspel is niet meer strafbaar
  • Hacken van computers of cybercriminaliteit is nu strafbaar
  • Vroeger stonden er gevangenisstraffen op homoseksualiteit

Slide 7 - Tekstslide

Rechtsregels zijn plaatsgebonden
  • In Nederland is abortus en euthanasie toegestaan
  • In Nederland mogen homo’s met elkaar trouwen
  • (Vuur)wapens zijn in Nederland verboden
  • Nederland kent geen doodstraf
  • Nederland gedoogd softdrugs

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Twee soorten criminaliteit

Zware criminaliteit
moord, inbraak, verkrachting, overvallen, heling, verkoop van hard-drugs (ook: georganiseerde misdaad)

Veelvoorkomende criminaliteit
winkeldiefstal, voetbalvandalisme, zinloos geweld, graffiti, zwartrijden  (meestal: vooral hinderlijk)

Slide 10 - Tekstslide

Jongeren en criminaliteit

  • Met name jongeren tussen 16-23 jaar plegen veelvoorkomende criminaliteit (diefstal, vandalisme)


  • Tot 18 jaar lichte taakstraf (HALT= Het Alternatief


  • 5% van de jongeren pleegt vaker iets strafbaars (recidivist), meestal steeds zwaardere misdrijven.

Slide 11 - Tekstslide

Jongeren en criminaliteit


We kijken twee filmpjes over jongeren die in aanraking komen met justitie. De straf verschillen in deze twee zaken. Bedenk waarom.

 

Slide 12 - Tekstslide

0

Slide 13 - Video

0

Slide 14 - Video

Aan de slag! 
Lees:  H1 Blz 6 t/m 9 + H2 blz.16 t/m 18.  
Maken: H1  1, 4a, 8, 12, 13 en/of samenvatting blz 15

Slide 15 - Tekstslide

Criminaliteit
Waarom is criminaliteit een maatschappelijk probleem? 
Hoe betrouwbaar is ons beeld van criminaliteit? 


Meld je alvast even aan bij LessonUp! 

Slide 16 - Tekstslide

Samenvatting (sleep naar de juiste plek)
Als iemand fatsoensregels overtreedt, noemen we dit                          gedrag. Als je een wet overtreedt, dan is dat            gedrag. Als je niet stopt voor rood licht, is dat een                         . De politie kan je daarvoor bekeuren. Diefstal is een voorbeeld van een                   . De                   kan dan voor de rechter komen. Als je schuldig bent kun je een                    krijgen.
timer
5:00
Asociaal
misdrijf
overtreding
strafblad
strafbaar
verdachte

Slide 17 - Sleepvraag

Een ander woord voor strafbaar feit noem je een
A
conflict
B
inzicht
C
delict
D
stoplicht

Slide 18 - Quizvraag

Welk gedrag wordt beschouwd als een misdrijf?
A
Geen id kaart bij je hebben
B
In het donker fietsen zonder licht
C
Mobiel bellen achter het stuur
D
Een winkeldiefstal plegen

Slide 19 - Quizvraag

Iemand onterecht het etiket crimineel opplakken noem je:
A
belettering
B
etikettering
C
sanering
D
verering

Slide 20 - Quizvraag

Criminaliteit
Les 1: H1 Wat is criminaliteit?  
Les 2: H2 Ons beeld van criminaliteit


Slide 21 - Tekstslide


Criminaliteit is een maatschappelijk probleem

Slide 22 - Tekstslide

Waarom?


1. Veel mensen hebben er last van 
(niet-materieel /materieel)
>het bedreigt de maatschappelijke normen en waarden >
* Politie doet weinig aan fietsendiefstal  > mensen pikken een andere fiets "terug"

2. Veel verschillende meningen en belangen bij de oplossing van het probleem. 


Slide 23 - Tekstslide

Waarom?

3.  De massamedia berichten veelvuldig over het probleem en beïnvloeden zo de publieke opinie

4.  Het is een politiek probleem en behoeft gezamenlijke oplossing. Criminaliteit staat altijd op de politieke agenda. Er moeten wetten en regels gemaakt worden en oplossingen bedacht worden


Slide 24 - Tekstslide

Slapeloze nachten
Criminaliteit veroorzaakt veel schade bij burgers. We onderscheiden twee soorten schade:
  • Materiële schade:  schade die je kunt berekenen in geld  
  • Niet-materiële schade: gevolgen die je niet in geld kunt uitdrukken  
Je kan een voorbeeld noemen van materiële schade en een voorbeeld van niet-materiële schade noemen.

Slide 25 - Tekstslide

Materiële gevolgen
  • Kosten die je maakt als je zelf slachtoffer bent (ziekenhuisopname, nieuw slot op de deur laten zetten)
  • Hogere prijzen voor producten of diensten
(verzekeringskosten, duurdere producten )

  • De kosten voor de bestrijding van criminaliteit
(salaris van politieagenten, bewaking van je bedrijf, kosten voor camera's, sloten enz)

Slide 26 - Tekstslide

Immateriële gevolgen
  • Gevoelens van angst en onzekerheid (niet meer over straat durven, altijd bang)
  • Criminaliteit tast je rechtsgevoel aan (morele verontwaardiging: boosheid/ oneerlijk)
  • Normvervaging - verdwijning van het besef dat regels nageleefd moeten worden
  • Criminaliteit is een bedreiging voor de rechtsstaat; gevaar voor eigenrichting
mensen vinden de regels steeds minder belangrijk
mensen gaan voor eigen rechter spelen

Slide 27 - Tekstslide

Ons beeld van criminaliteit

Slide 28 - Tekstslide

De rol van de media
  • De media hebben invloed op hoe wij over criminaliteit denken:
  • De media berichten veel over criminaliteit omdat mensen het graag lezen/horen. Dit wordt vaak op een sensationele manier gedaan (zodat de media meer kijkers/lezers krijgen)
  • Door de media kunnen er stereotypen ontstaan. 
  • De media hebben dus een grote invloed op de beeldvorming en daarmee ook op de publieke opinie
De manier waarop een beeld over een persoon, een groep mensen of een organisatie ontstaat in de media. Dit beeld hoeft niet de werkelijkheid te zijn.

Slide 29 - Tekstslide

Hoe wordt criminaliteit gemeten? 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Link

Criminaliteit is een tijd- en plaatsgebonden begrip. Welk van de onderstaande voorbeelden is een voorbeeld van criminaliteit als plaatsgebonden begrip?
A
In grote steden vindt meer criminaliteit plaats dan in dorpen.
B
In Nederland worden jaarlijks meer fietsen gestolen dan in Noorwegen.
C
In veel landen is abortus verboden, in Nederland niet.
D
Vroeger was prostitutie in Nederland verboden, nu niet meer.

Slide 36 - Quizvraag

Er bestaan verschillende manieren om de aard en omvang van criminaliteit te meten.

Welk soort statistiek of onderzoek zal het beste beeld geven van de omvang van internetfraude?
A
dader-enquêtes
B
politiestatistieken
C
rechtbankstatistieken
D
slachtofferenquêtes

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Video

Aan de slag! 
Lees H1 Blz 6 t/m 9 + H2 blz.16 t/m 18.  

H1 Maken opdr. 1, 4a, 8, 12, 13 en/of samenvatting blz 15
H2 Maken opdr: 10 en/of de samenvatting blz 25 + maken Examenopgaven blz 26 en 27 + oefen de begrippen met Quizlet

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Link