Les 7 week 38: lijdend voorwerp + meewerkend voorwerp

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • lezen
  • lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp
  • zelfstandig werken

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

lijdend voorwerp
wie/wat + gezegde + onderwerp

Ik eet een appel. (Wat eet ik?). Eet = werkwoordelijk gezegde. Het lijdend voorwerp 'ondergaat' de handeling van het onderwerp.

Slide 5 - Tekstslide

lijdend voorwerp
Heeft elke zin een lijdend voorwerp? Nee
Afhankelijk van het werkwoord.

Hij ontvangt..... iets 
Ik fiets....(iets? iemand? Nee, dat kan niet). 

Slide 6 - Tekstslide

lijdend voorwerp
Werkwoorden  met een lijdend voorwerp heten overgankelijk.

Werkwoorden zonder een lijdend voorwerp heten onovergankelijk.

Slide 7 - Tekstslide

meewerkend voorwerp
aan/voor wie + gezegde + ow (+ lv)?

ow=onderwerp. 

Hij heeft aan Sanne een cadeau gegeven.
(Aan wie heeft hij een cadeau (=lv) gegeven? Aan Sanne.

Slide 8 - Tekstslide

meewerkend voorwerp
Voorbeelden van werkwoorden die vaak een meewerkend voorwerp 'bij zich dragen':

aanbieden
overhandigen
antwoorden
laten zien

Slide 9 - Tekstslide

ontleedvolgorde
Hak de zin in stukken.
En dan ontleden in de volgende volgorde:
1.pv (persoonsvorm)
2.ow (onderwerp)
3.wg of ng (werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde)
4.lv (lijdend voorwerp)
5.mv (meewerkend voorwerp)

Slide 10 - Tekstslide

Maken in Learnbeat
Hoofdstuk 2 Grammatica
Paragraaf 2.3: Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp
Onderdeel B: opgaven 2 t/m 7
Onderdeel C: opgaven 2 t/m 6

Klaar? Probeer de plusopdrachten van paragraaf 2.3 eens uit. Kijk eens hoever je komt!

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Learnbeat: hoofdstuk 2 Grammatica


Afmaken: paragraaf 2.3 onderdeel B + C


Slide 12 - Tekstslide