Doelen 1 t/m 5

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hoe kun je in een grafiek zien dat de grafiek stijgt?

Slide 3 - Woordweb

Hoe kun je in een grafiek zien dat de grafiek daalt?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Niels bezorgt pizza's. Hij verdient €2,50 per pizza en krijgt voor elke dag dat hij werkt €5,00 fietsgeld.
Hoeveel verdient Niels als hij op een dag 10 pizza's bezorgd?
A
25
B
75
C
30
D
60

Slide 7 - Quizvraag

Niels bezorgt pizza's. Hij verdient €2,50 per pizza en krijgt voor elke dag dat hij werkt €5,00 fietsgeld.
Hoeveel verdient Niels als hij op een dag 20 pizza's bezorgd?
A
55
B
50
C
150
D
60

Slide 8 - Quizvraag

Niels bezorgt pizza's. Hij verdient €2,50 per pizza en krijgt voor elke dag dat hij werkt €5,00 fietsgeld.
Welke formule hoort hierbij?
A
aantal pizza's x2,50= verdienste
B
aantal pizza's +5 = verdienste
C
aantal pizza's x7,50 = verdienste
D
aantal pizza's x2,50 +5 = verdienste

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat 
is
wat???
formule
tabel
grafiek

Slide 13 - Sleepvraag

Stappenplan tekenen grafiek  bij een formule:
 



1)
2)
3)
Maak een tabel
Maak een assenstelsel
Teken de grafiek

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Een lineaire grafiek is een:
A
kromme lijn
B
rechte lijn
C
vloeiende kromme lijn
D
horizontale lijn

Slide 18 - Quizvraag

Is dit een lineaire grafiek?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Is dit een lineaire grafiek?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Is dit een lineaire grafiek?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Vloeiende kromme
Lineaire grafiek

Slide 22 - Sleepvraag

40 - weken x 3 = kosten
Bij deze formule hoort een...
A
stijgende grafiek
B
dalende grafiek

Slide 23 - Quizvraag

bij de formule
tijd x 3 + 10 = bedrag
hoort een....
A
stijgende grafiek
B
dalende grafiek

Slide 24 - Quizvraag

Bij welke formule hoort een stijgende grafiek?
A
afstand = -9 x tijd + 1
B
afstand = -2 x tijd + 3
C
afstand = 8 x tijd + 9
D
afstand = -4 x tijd + 2

Slide 25 - Quizvraag

Een toegangspas voor het zwembad kost € 140,-. Elke keer als je gaat zwemmen wordt er € 3,50 afgeschreven. De grafiek die hierbij hoort is een stijgende grafiek.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 26 - Quizvraag

Een toegangspas voor het zwembad kost € 140,-. Elke keer als je gaat zwemmen wordt er € 3,50 afgeschreven. Bedenk een formule die hierbij hoort!

Slide 27 - Open vraag





  • Ga aan de slag met je doelen.
  • Op eigen tempo aan het werk 
  • Elke paragraaf start met een inleidende opdracht - deze staat ook in je boek op de eerste bladzijde van de paragraaf.
  • Elke paragraaf eindigt met een afsluitende opdracht - deze staat ook in je boek, zie afronding.
  • Bij elk doel horen O-opdracht als je het doel nog niet gehaald hebt, U-opdrachten als je het doel gehaald hebt en E-opdrachten als afsluiting van het doel.
  • Zelf je werk serieus nakijken en verbeteren en leren van je fouten!!!







1)Hoe maak je een formules bij een beschrijving? 
2) Hoe teken je een grafiek bij een formule? 
3) Hoe zie je aan de formule of de grafiek stijgend of dalend is? 
4) Wat is een lineaire grafiek?
5) Wat is een lineaire formule en wat zijn de kenmerken daarvan? 
6) Hoe stel je een formule op bij een lineaire grafiek? 
7) Hoe vergelijk je twee grafieken? 
8) Hoe controleer je of je een snijpunt goed hebt afgelezen? 

Slide 28 - Tekstslide