In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Deze les: herhaling van §4.1
Wijziging planning:
Toetsweek: HD 3 + HD 4, §1 t/m 3
Op de teampagina staat een quizlet link om begrippen van hd 3 te stampen!
Slide 2 - Tekstslide
Keuze
A
Herhaling aan de hand van oefenopdrachten. Klassikaal
B
Een stripverhaal tekenen en inleveren, van prikkel tot de reactie. In de tekst eronder staat de uitleg. Zelfstandig
C
Begrippenlijst maken en inleveren. Zelfstandig
D
Zelf een quiz maken over §4.1 en deze inleveren (vragen+antwoorden). Zelfstandig
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de functie van een zintuig?
A
Een zintuig neemt prikkels waar.
B
Een zintuig zet prikkels om in berichten voor de hersenen.
C
Een zintuig geeft berichten door aan de hersenen.
D
Een zintuig neemt berichten waar.
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een prikkel?
Slide 5 - Open vraag
Uitwendige prikkels
Inwendige prikkels
licht
kou
dorst
geur
geluid
honger
spierpijn
hormonen
Slide 6 - Sleepvraag
Wat is een adequate prikkel voor je...
Oog
Oor
Neus
Tong
Huid
licht
geluid
geurstoffen
smaakstoffen
temperatuur
pijn
vormen
Slide 7 - Sleepvraag
Zet de zinnen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
De lichtzintuigen in je ogen zetten de lichtprikkels om in impulsen.
De impulsen gaan via een zenuw naar de hersenen.
Je wordt je bewust van de prikkel: je ziet het berichtje.
De hersenen sturen impulsen naar de spieren.
Als reactie op de prikkel 'er is een berichtje' pak je je mobieltje.
Slide 8 - Sleepvraag
Via welke route gaat een prikkel naar de hersenen?
A
prikkel -> impuls -> zenuw -> hersenen
B
prikkel -> zintuig -> impuls -> zenuw -> hersenen
C
prikkel -> zenuw -> impuls -> hersenen
D
prikkel -> zintuig -> zenuw -> impuls -> hersenen
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent het woord 'drempelwaarde'?
A
De maximale sterkte van een prikkel die een zintuig nog kan doorgeven.
B
De minimale sterkte van een prikkel die een zintuig nog kan doorgeven.
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de beste omschrijving van een 'prikkel'?
A
Een prikkel is hetzelfde als een impuls, maar dan van buiten het lichaam.
B
Een prikkel is een invloed van een organisme op het milieu.
C
Een prikkel is een invloed van het milieu op het organisme.
D
Geen van de gegeven antwoorden is juist.
Slide 11 - Quizvraag
Enkele zintuigen bij de mens zijn tastzintuigen, geurzintuigen, smaakzintuigen en pijnzintuigen. Welke van deze zintuigen kunnen in de tong liggen?
A
Alleen geurzintuigen en smaakzintuigen
B
Alleen smaakzintuigen en pijnzintuigen
C
Smaakzintuigen, geurzintuigen en pijnzintuigen
D
Smaakzintuigen, pijnzintuigen en tastzintuigen
Slide 12 - Quizvraag
Voor haaien zijn de meeste mensen bang. Toch zullen ze een zwemmer niet snel aanvallen. Alleen als er een inwendige en een uitwendige prikkel is , wil de haai de mens nog wel eens voor een lekker hapje zien. Wat zal voor de haai de inwendige prikkel zijn? En wat is voor de haai de uitwendige prikkel?
A
De inwendige en de uitwendige prikkel zijn hetzelfde, namelijk honger.
B
de inwendige prikkel is honger, de uitwendige prikkel de zwemmer zien.
C
De inwendige en de uitwendige prikkel zijn hetzelfde, namelijk de zwemmer zien.
D
De inwendige prikkel is de zwemmer zien en de uitwendige prikkel is honger.
Slide 13 - Quizvraag
Na verloop van tijd hoort iemand de klok niet meer tikken. Wat is er met de drempelwaarde gebeurt? Wat is de biologische term voor dit verschijnsel?
A
De drempelwaarde is lager komen te liggen. Dit heet een adequate prikkel.
B
De drempelwaarde is hoger komen te liggen. Dit heet een adequate prikkel.
C
De drempelwaarde is lager komen te liggen. Dit heet gewenning.
D
De drempelwaarde is hoger komen te liggen. Dit heet gewenning.
Slide 14 - Quizvraag
Hoe zat het ook alweer...
We starten met een korte herhaling van 4.1
Slide 15 - Tekstslide
Prikkels en impulsen
Slide 16 - Tekstslide
Prikkels
Prikkels: Alle veranderingen in je omgeving waar je op kan reageren.
- Inwendige prikkels
- Uitwendige prikkels
Slide 17 - Tekstslide
Adequate prikkels
Slide 18 - Tekstslide
Verschillende prikkels
Zintuigen zetten prikkels
om in impulsen.
Een impuls is een elektrisch stroompje door een zenuw
impulsen gaan door het zenuwstelsel
Slide 19 - Tekstslide
Onthouden
Zintuigcellen vangen de prikkel uit de omgeving op. En zetten de prikkel om in een impuls. Een impuls is een electrisch stroompje dat door zenuwen gaat:
van het zintuig naar de hersenen of van de hersenen naar de spier.
Slide 20 - Tekstslide
Drempelwaarde
Als een prikkel te klein is, dan kan het zituig het niet waarnemen.
De prikkel is beneden de DREMPELWAARDE.
De drempelwaarde is bij verschillende organismen anders: een hond kan beter horen dan een mens.