Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
5.12 naar de apotheek
5.12: naar de apotheek
1 / 43
volgende
Slide 1:
Tekstslide
In deze les zitten
43 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
5.12: naar de apotheek
Slide 1 - Tekstslide
dagelijks, dagelijkse
🌟Synoniem: iedere dag, alledaags
🌟Betekenis: iets wat elke dag gebeurt
🌟Voorbeeldzinnen :
▪️Ik drink dagelijks water en thee.
▪️Dit is mijn dagelijkse routine.
Slide 2 - Tekstslide
het doosje, de doosjes
🌟Synoniem: het bakje, het kistje
🌟Betekenis: een klein object om dingen in te bewaren
🌟Voorbeeldzinnen :
▪️Ik bewaar mijn medicijnen in een doosje.
▪️Er zitten snoepjes in de doosjes.
Slide 3 - Tekstslide
de drogist, de drogisten
🌟Synoniem: de apotheek (niet altijd), de winkel voor verzorgingsproducten
🌟Betekenis: een winkel waar je medicijnen zonder recept en verzorgingsproducten kunt kopen
🌟Voorbeeldzinnen :
▪️Ik koop tandpasta bij de drogist.
▪️Er zijn veel drogisten in de stad.
Slide 4 - Tekstslide
de druppel, de druppels
🌟Synoniem: het beetje vloeistof, de vloeistofbol
🌟Betekenis: een kleine hoeveelheid vloeistof in een ronde vorm
🌟Voorbeeldzinnen :
▪️Er zit een druppel regen op mijn jas.
▪️Hij doet drie druppels olie in de pan.
Slide 5 - Tekstslide
de
huid
🌟Synoniem: het vel, de buitenkant van het lichaam
🌟Betekenis: de buitenste laag van het lichaam
🌟Voorbeeldzinnen :
▪️Mijn huid voelt zacht aan.
▪️De zon is slecht voor je huid.
Slide 6 - Tekstslide
innemen
🌟innemen (ik neem in, jij neemt in, hij neemt in, wij nemen in)
🌟Synoniem: slikken, gebruiken
🌟Betekenis: iets in je mond stoppen en doorslikken
🌟Voorbeeldzinnen :
Ik neem in elke dag een pil.
Hij neemt in om 8 uur zijn medicijnen.
Slide 7 - Tekstslide
de keer
🌟de keer, de keren
🌟Synoniem: de maal, het moment
🌟Betekenis: hoe vaak iets gebeurt
🌟Voorbeeldzinnen :
Ik ben hier één keer geweest.
We hebben dit al drie keren gedaan.
Slide 8 - Tekstslide
de
pil
🌟de pil, de pillen
🌟Synoniem: het tablet, het medicijn
🌟Betekenis: een klein medicijn dat je inslikt
🌟Voorbeeldzinnen :
Ik neem elke ochtend een pil.
In het doosje zitten veel pillen.
Slide 9 - Tekstslide
smeren
🌟smeren (ik smeer, jij smeert, hij smeert, wij smeren)
🌟Synoniem: uitsmeren, aanbrengen
🌟Betekenis: iets zacht verdelen over een oppervlak
🌟Voorbeeldzinnen :
Ik smeer crème op mijn handen.
Jij smeert boter op je brood.
Slide 10 - Tekstslide
sommige
🌟Synoniem: een paar, enkele
🌟Betekenis: een klein aantal uit een grotere groep
🌟Voorbeeldzinnen :
Sommige mensen houden van koffie.
Ik heb sommige boeken al gelezen.
Slide 11 - Tekstslide
de
zalf
🌟Synoniem: de crème, de smeer
🌟Betekenis: een zachte substantie voor de huid
🌟Voorbeeldzinnen :
De dokter geeft mij een zalf voor mijn huid.
Deze zalf helpt tegen jeuk.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Slide 14 - Video
Wat gaan we doen?
Filmpje apotheek
praten over de apotheek
woorden leren
werkboek: ...keer per dag en voor/ na het...
kring: luisteren en doen
leestekst
rollenspel
quiz: wat heb jij geleerd?
Slide 15 - Tekstslide
begrijpen:
*'s ochtends, 's middags, 's avonds, 's nachts
de apotheek, de drogist
medicijnen
recept
pillen, tabletten, drankje, zalf, medicijnen
innemen met.., indoen, smeren
druppels, de huid,
voor en na.....
pakken
3x per dag...
Je begrijpt eenvoudige instructies over het gebruik van een medicijn.
spreken:
Eigen gegevens: naam, straat, huisnummer, geboortedatum.
de medicijnen
Ik kom.......ophalen.
Wat betekent?
de zalf
Je kunt aangeven dat je een medicijn op komt halen.
Slide 16 - Tekstslide
Wat is uw geboortedatum?
Slide 17 - Open vraag
Wat is uw huisnummer?
Slide 18 - Open vraag
Wat kun je smeren?
A
B
C
D
Slide 19 - Quizvraag
Wat kun je innemen?
A
B
C
Slide 20 - Quizvraag
Wat kun je indoen?
A
B
C
Slide 21 - Quizvraag
Wat kun je doorslikken?
A
B
C
Slide 22 - Quizvraag
Waar zie je:
de HUID?
A
B
Slide 23 - Quizvraag
Waar zie je
de ZALF?
A
B
C
D
Slide 24 - Quizvraag
Waar zie je
de druppels?
A
B
C
D
Slide 25 - Quizvraag
Waar zie je
het DRANKJE?
A
B
C
D
Slide 26 - Quizvraag
Waar zie je
de PILLEN en TABLETTEN?
A
B
C
D
Slide 27 - Quizvraag
3x per dag betekent...
A
's ochtends 's middags
B
's ochtends
C
's ochtends 's middags 's avonds
D
's ochtends 's avonds
Slide 28 - Quizvraag
Waar zie je
de APOTHEEK?
A
B
C
Slide 29 - Quizvraag
Waar zie je
het RECEPT?
A
B
C
Slide 30 - Quizvraag
Wat moet je niet innemen?
A
B
Slide 31 - Quizvraag
Waar zie je
AVOND?
A
B
C
D
Slide 32 - Quizvraag
Waar zie je
OCHTEND?
A
B
C
D
Slide 33 - Quizvraag
Waar zie je
NACHT?
A
B
C
D
Slide 34 - Quizvraag
Waar zie je
MIDDAG?
A
B
C
D
Slide 35 - Quizvraag
Waar zie je
VOOR de maaltijd?
A
B
C
Slide 36 - Quizvraag
Waar zie je
BIJ de maaltijd?
A
B
C
Slide 37 - Quizvraag
Waar zie je
NA de maaltijd?
A
B
C
Slide 38 - Quizvraag
voor het eten/ voor de maaltijd
Slide 39 - Tekstslide
bij het eten/ bij de maaltijd
Slide 40 - Tekstslide
Na het eten/ na de maaltijd
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
5.7
5 dagen geleden
- Les met
24 slides
5.5 een afspraak maken
5 dagen geleden
- Les met
20 slides
5.9
4 dagen geleden
- Les met
15 slides
18-3 apotheek
Juli 2022
- Les met
34 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
Alfa 3 TC 5.10 en 5.11 oa
December 2021
- Les met
12 slides
NT2
MBO
Studiejaar 3
Bij de apotheek
Januari 2025
- Les met
28 slides
NT2
Speciaal Onderwijs
Leerroute 1
18-3 apotheek
Mei 2024
- Les met
24 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
5.14
4 dagen geleden
- Les met
17 slides