Voorzetselvoorwerp

Voorzetselvoorwerp
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voorzetselvoorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Welk voorzetselvoorwerp hoort bij:
je hechten ....

Slide 3 - Open vraag

vertrouwen ...

Slide 4 - Open vraag

streven ...

Slide 5 - Open vraag

Informeren ...

Slide 6 - Open vraag

Twijfelen ...

Slide 7 - Open vraag

Hopen ...

Slide 8 - Open vraag

Klagen ...

Slide 9 - Open vraag

Verlangen ...

Slide 10 - Open vraag

Maak een zin met:
Je hechten aan

Slide 11 - Open vraag

Vertrouwen op:

Slide 12 - Open vraag

Streven naar:

Slide 13 - Open vraag

Informeren naar:

Slide 14 - Open vraag

Twijfelen aan:

Slide 15 - Open vraag

Hopen op:

Slide 16 - Open vraag

Klagen over:

Slide 17 - Open vraag

Verlangen naar:

Slide 18 - Open vraag

Op welke volgorde ontleed je een zin?
Bijwoordelijke bepaling
Persoonsvorm
Zinsdeelstrepen
Gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp (LV)
Meewerkend voorwerp (MV)
Voorzetselvoorwerp

Slide 19 - Sleepvraag

Vzv
Onderwerp
Persoonsvorm
Zinsdelen
Wie of wat + gezegde + onderwerp
Aan wie/ voor wie +gez +ond+LV
Waar, wanneer, waardoor, waarmee, hoe, ....
wie/ wat + gezegde
Begint met een vast voorzetsel
Gezegde
Alle werkwoorden in een zin
Een woord of groepje woorden die je voor de PV kan zetten
Verandert bij de tijdsproef en de getalproef
LV
MV
Bwb

Slide 20 - Sleepvraag