Trash opdracht

Opdracht boek Trash

Theorie fictie:
  • perspectief
  • tijd
  • karakters
  • einde van het verhaal
Opdracht inleveren via foto's in Classroom of via de mail (of op papier):
  • Uiterlijk vrijdag 23 april 16.00 uur
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Opdracht boek Trash

Theorie fictie:
  • perspectief
  • tijd
  • karakters
  • einde van het verhaal
Opdracht inleveren via foto's in Classroom of via de mail (of op papier):
  • Uiterlijk vrijdag 23 april 16.00 uur

Slide 1 - Tekstslide

A-Angst: Het komt bijna overal in het boek voor.Stach moet meerdere opdrachten uitvoeren die levensgevaarlijk zijn. Als er een opdracht komt waar Stach niet bang voor is, zijn het de andere mensen die angst hebben.
   
D. Dylan: Is een flat character. Hij komt vaker in het verhaal terug met ideeën, grappen en uitvindingen. Hij is een flat character omdat hij zich niet ontwikkelt in het verhaal. Hij blijft hetzelfde, wat er ook gebeurt.
Voorbeelden ABC

Slide 2 - Tekstslide

6 leerlingen gaan naar mediatheek. Wacht zo nodig even in de hal. 3 tegelijk naar binnen. Haal een 
C-leesboek.
Uitlenen t/m 17 juni!
Daarna volgende groep

Slide 3 - Tekstslide

ABC vandaag inleveren + 0,2 bonus

Slide 4 - Tekstslide

Trucs van schrijvers-perspectief
  • Perspectief=vanuit welke persoon wordt het verhaal verteld?
  • Psychisch perspectief  = vanuit hoofdpersoon
  • Meervoudig perspectief=vanuit meerdere personen

Slide 5 - Tekstslide

Trucs van schrijvers- spelen met tijd
  • Chronologisch =in volgorde van tijd
  • Niet-chronologisch =begin in bij het begin, het midden of het eind en blik terug = flashback 
  • Kijk vooruit =flash forward
  • Heen en weer springen tussen heden en verleden

Slide 6 - Tekstslide

Trucs van schrijvers- karakterbeschrijving
  • Round character= je weet veel over het karakter van                                         iemand.
  •                               persoon verandert soms tijdens het
  •                               verhaal.
  • Flat character     = je weet bijna niks over het karakter.
  •                               soms alleen een naam.

Slide 7 - Tekstslide

Gesloten einde: Alle problemen zijn opgelost. Je weet zeker dat er geen  nieuw deel volgt. Het verhaal is helemaal afgerond.
Open einde: Niet al je vragen zijn beantwoord. Je moet sommige vragen zelf beantwoorden en nadenken over het verhaal.
Einde van een boek

Slide 8 - Tekstslide

Wat ga je doen?

  • Zorg dat je derde boek uit is.
  • Je maakt een begrippenlijst bij je boek van A t/m Z.
  • Achter elke letter schrijf je een begrip met uitleg in twee tot drie zinnen.
  • Leg uit waarom je het begrip gekozen hebt of waarom het belangrijk is.
  • Via het ABC wordt het verhaal duidelijk.


  • Zorg dat je leesboek uit is.
  • Je maakt een begrippenlijst bij je boek van A t/m Z.
  • Achter elke letter schrijf je een begrip met uitleg in minimaal 
  • vier zinnen en maximaal acht zinnen.
  • Leg uit waarom je het begrip gekozen hebt of waarom 
  • het belangrijk is.
  • Via het ABC wordt het verhaal duidelijk.
  • Via het ABC wordt theorie duidelijk.
Opdracht
Wat ga je doen?

Slide 9 - Tekstslide



  • Maximaal drie namen van personen. Geef aan en leg uit of ze een flat of round character hebben.
  • Vijf jokers=je mag vijf letters overslaan. Schrijf wel die letter op en zet erachter JOKER.
  • Drie letters gebruiken om je mening over het boek uit te leggen.
  • Eén letter voor vertelperspectief gebruiken.
  • Eén letter voor spelen met tijd.
  • Eén letter voor einde: open of gesloten einde? Met uitleg.
  • Gebruik plaatjes of gebruik kleuren.
Inhoud
Wat komt in het ABC?

Slide 10 - Tekstslide

S=Stanley. Je legt uit: round of flat character en beschrijft hem.
H=holes. Je legt uit waarom de titel zo is genoemd. Waarom holes (gaten)?
C=Joker
T=tijd. Je legt uit of schrijver flashbacks gebruikt of flashforward. Geef een voorbeeld en geef aan waarom de
schrijver speelt met tijd


Voorbeeld
Holes

Slide 11 - Tekstslide



Maak een ABC bij je leesboek. Bij elke letter van het alfabet vul je iets in dat met het boek te maken heeft.
Gebruik daarbij ook de theorie uit deze les over:
  • round/flat character
  • einde van het boek
  • vertelperspectief
  • spelen met tijd.
Weet je niets in te vullen bij een letter: vijf letters= 5 JOKERS.

Dus
Samengevat

Slide 12 - Tekstslide