Les 3: boodschappen doen

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Les 3: boodschappen doen 

Herhalen

Basiszinnen & voorstellen 

Nummers

In een restaurant

In een restaurant 

Welke woorden passen er bij de plaatjes?

Beantwoord de vragen

Cuántos años tienes?

De dónde eres?

Que quieres comer?

Que quieres beber?

Cuanto cuesta?

Donde vives?

Como estás?

Cómo te llamas?

Huiswerk 

lunes
martes
miercoles
jueves
viernes
sabado
domingo

Herhalen 

Stel jezelf voor: 

Hallo. 

Mijn naam is…

Ik ben … jaar

Ik kom uit Nederland

En

Ik woon in Nederland

Boodschappen

Woorden

fruit	frutas
groenten	verduras
yoghurt	yogur
eieren	huevos
olie	aceite

appel	manzana
peer	pera
banaan	platano

Opdracht in teams 

Maak twee teams 

1 team krijgt het thema 'groenten'.

1 team krijgt het thema 'fruit'.

Je krijgt een paar minuten de tijd om een lijstje met 10 soorten groenten/fruit te maken (opzoeken op internet).

Schrijf op 1  blaadje de Spaanse woorden, op 1 blaadje de Nederlandse woorden 

Raden maar!

Zeg om en om een Spaans woord van je lijstje en laat de ander raden welk woord het is (de andere groep zie alleen de Nederlandse woorden)

Zinnen

Ik wil ..., alstublieft	Quiero ..., por facor
Ik wil een kilo appels, alstublieft	Quiero un kilo de manzanas, por favor
Hoeveel kost het?	Cuanto cuesta?
Het is (heel) duur	Es (muy) caro
Het is goedkoop	Es barato
Verder nog iets?	Algo más?
Heb je ...	Tiénes?
Hoeveel wil je?	Cuánto quieres?

Rollenspel 

👤 Klant: Hola, quiero un kilo de tomates, por favor.

👤 Verkoper: Sí, un kilo de tomates. ¿Algo más?

👤 Klant: No, gracias. ¿Cuánto cuesta?

👤 Verkoper: Son 3 euros.

👤 Klant: Aquí tiene. Gracias.

👤 Verkoper: Gracias. Hasta luego.

Gesprekje oefenen 

Goedemiddag

Goedemiddag

Heb je bananen?

Ja, hoeveel wil je?

Een kilo, alstublieft. Hoeveel kost het?

4 euro

  

Gesprekje oefenen (2)

Goedemorgen

Goedemorgen

Heb je appels?

Ja, hoeveel wil je?

3 kilo, alstublieft. Hoeveel kost het?

8 euro

  

Alfabet 

https://tctt.nl/lesmateriaal/alfabet_spaans/

Quiz

Wat betekent 'bestek'?

1. Manzana
2. Zumo
3. Menaje
4. Mañana

Wat betekent 'water'?

1. Agua
2. Zumo
3. Queso
4. Té

Iemand vraagt: De donde eres?
Wat antwoord je?

1. Vivo en Holanda
2. Soy de Holanda
3. Soy Holanda
4. Me llamo Holanda

Ik wil

Graag

De kaart

Bestellen

Yo quiero 

Por favor

La carta

Pedir