Bij sterke werkwoorden verandert de persoonsvorm in de verleden tijd wel van klank:
hang – hing; steel – stal; loop – liep.
De spelling van deze werkwoorden komt aan bod in § 9.
Slide 3 - Tekstslide
Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te: beweerde, landde, danste, berichtte.
Meervoud: ik-vorm tt + den of ten: beweerden, landden, dansten, berichtten.
Slide 4 - Tekstslide
Om te bepalen of er de(n) of te(n) achter de ik-vorm komt, gebruik je als ezelsbruggetje
’t (e) x – f (o) k s ch (aa) p.
In dat woord zitten de medeklinkers t, x, f, k, s, ch en p. Haal van de infinitief (het hele werkwoord) en af en kijk naar de laatste letter. Als dat een van deze zeven medeklinkers is, gebruik je te(n). In alle andere gevallen gebruik je de(n):
Slide 5 - Tekstslide
– blaffen → de hond blafte; kuchen → zij kuchten;
– antwoorden → de leerling antwoordde; bloeien → de plant bloeide;
- geloven → hij geloofde het niet; peinzen → wij peinsden lang over de lastige vraag.
Slide 6 - Tekstslide
In het voorjaar (vergroten) de stratenmaker het terras.
A
vergrote
B
vergrootte
Slide 7 - Quizvraag
Na een grappige opmerking van de docent (lachen) de klas uitbundig.
A
lachte
B
lachtte
Slide 8 - Quizvraag
Enkele wielrenners (verwonden) zich gisteren tijdens de val.
A
verwonde
B
verwondde
C
verwonden
D
verwondden
Slide 9 - Quizvraag
Vorige week dinsdag (misten) het bijna de gehele dag.
A
miste
B
mistte
Slide 10 - Quizvraag
Charlotte (verwachten) geen grote cadeaus voor haar verjaardag.
A
verwachte
B
verwachtte
Slide 11 - Quizvraag
Met tegenzin (aanvaarden) de chef zijn degradatie.
A
aanvaarde
B
aanvaardde
Slide 12 - Quizvraag
Brent (missen) op het schoolkamp af en toe zijn jongste zusje.
A
miste
B
mistte
Slide 13 - Quizvraag
Tot ergernis van de oppas (huilen) de kinderen de hele avond.
A
huilden
B
huildden
Slide 14 - Quizvraag
Ga nu naar de software van Nieuw Nederlands en maak de opdrachten die ik heb klaargezet in de 'planning'.