Reading comprehension

TEKSTEN - achtergrondinformatie
  1. onderwerp + hoofdgedachte
  2. inleiding, middenstuk en slot
  3. deelonderwerp(en) in middenstuk
  4. tekstverbanden en signaalwoorden (bv. oorzaak en gevolg, woorden als maar of toen)
  5. tekstdoel en tekstsoort
  6. tekst en beeld
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

TEKSTEN - achtergrondinformatie
  1. onderwerp + hoofdgedachte
  2. inleiding, middenstuk en slot
  3. deelonderwerp(en) in middenstuk
  4. tekstverbanden en signaalwoorden (bv. oorzaak en gevolg, woorden als maar of toen)
  5. tekstdoel en tekstsoort
  6. tekst en beeld

Slide 1 - Tekstslide

Het onderwerp van een tekst
Als je het onderwerp van een tekst wilt weten, stel je jezelf de vraag: Waar gaat deze tekst over?

  • Je antwoord bestaat uit één of enkele woorden                                                       (dus geen hele zin met werkwoorden!)

Slide 2 - Tekstslide

Zo vind je het onderwerp van een tekst:
- kijk naar de titel
- kijk naar de illustraties (plaatjes)
- kijk naar eventuele tussenkopjes
- let op anders gedrukte woorden
- lees de eerste alinea

Als je dit doet, dan gebruik je de strategie: oriënterend lezen

Daarna schrijf je in 1 of een paar woorden op waar de tekst overgaat!

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdgedachte

De hoofdgedachte van een tekst is één zin die het belangrijkste samenvat wat er over het onderwerp gezegd wordt.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vind ik de hoofdgedachte?
  1. Bepaal wat het onderwerp is;
  2. Je leest de tekst precies ;
  3. Vaak staat de hoofdgedachte in de inleiding of in het slot, maar soms moet je hem zelf formuleren.

Slide 5 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
(brugklas)
  1. chronologisch
  2. opsommend
  3. tegenstellend
  4. toelichtend

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan
Stap 1. Bekijk de tekst - titel, plaatjes, introductie - onderwerp?
Stap 2. Wat weet je al over het onderwerp? Voorkennis activeren
Stap 3. Lees de opdrachten/vragen - Waar moet je op letten?
Stap 4. Bepaal je leesstrategie
Stap 5. Lees de tekst
Stap 6. Beantwoord de vragen

Slide 7 - Tekstslide

Stap 1 - bekijk de tekst
- Lengte van de tekst. Dit is belangrijk om je leesstrategie te bepalen

- Kijk naar de titel; vaak wordt er een vraag gesteld over de titel, geeft informatie over de tekst

- Kijk naar afbeeldingen, kopjes (tussenkopjes), vetgedrukte woorden

-kijk naar de tekstbron

Slide 8 - Tekstslide

Stap 2 - voorkennis activeren

Wat weet je al over het onderwerp?
Keep this in mind!

Slide 9 - Tekstslide

Stap 3 - lees de opdracht/vragen
- multiple choice; let op! als er gevraagd wordt dat je 1 goed antwoord moet aangeven, dan moet je niet 2 aankruisen. 

- open vraag; beantwoord een open vraag kort en bondig. Herhaal vraag...

- invulvraag; let op de signaalwoorden; bijv. because= omdat= geeft reden 

- true or false vraag; geef aan wat waar of juist of niet waar of onjuist is. 

Slide 10 - Tekstslide

Leesstrategie bepalen
Leesdoel                                                        Leesmanier

Specifieke informatie zoeken ----------------> Zoekend lezen (scannen)
Eerste indruk van een tekst krijgen -------> Verkennend lezen (skimmen)
Hoofdzaken uit tekst halen -------------------> Globaal lezen
Tekst begrijpen -----------------------------------> Precies lezen
Tekst leren -----------------------------------------> Studerend lezen
Tekst beoordelen --------------------------------> Kritisch lezen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Word Guessing Strategies

  • context gebruiken 
  • herkenbaar uit een andere taal  kindergarten
  • het soort woord                       a switch (zelfst. nw = schakelaar)
  • deel van het woord kennen               artificial
  • voor-/ achtervoegsel                            agree / disagree
  • synoniemen/antoniemen/omschrijving/voorbeeld in tekst


 


Slide 13 - Tekstslide

Op de fiets door Nederland
Inleiding: Bla bla bla.... Je kunt je in Nederland beter op de fiets verplaatsen dan met de auto of het ov.

middenstuk: Bla bla bla - met fietsen spaar je geld uit- bla bla

middenstuk: Bla bla bla - fietsen is goed voor de conditie - bla bla

middenstuk: Blablabla - met fietsen zie je meer van je omgeving - bla bla

Slide 14 - Tekstslide

Op de fiets door Nederland
Onderwerp: fietsen in Nederland
Hoofdgedachte: de fiets is het beste vervoermiddel om door NL te reizen
Deelonderwerpen (tussenkopjes):
1.goedkoper
2.gezonder
3.interessanter

Slide 15 - Tekstslide

Well done!

Slide 16 - Tekstslide