Herhaling werkwoorden vervoegen VWO

'werden' & regelmatige werkwoorden vervoegen

VWO 2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

'werden' & regelmatige werkwoorden vervoegen

VWO 2

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
Vandaag gaan we verder oefenen met het werkwoord 'werden' & het vervoegen van de regelmatige werkwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Aufgaben über das Verb 'werden'

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de vertaling van het werkwoord 'werden'?

Slide 4 - Open vraag

ich
Vervoeg het Duitse werkwoord 'werden' op de juiste manier.
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
werden
wird
werdet

Slide 5 - Sleepvraag

Otto ____________ morgen 14 Jahre alt.
A
werde
B
wirst
C
werden
D
wird

Slide 6 - Quizvraag

Mehr ____________ ihr nicht finden!
A
werden
B
wird
C
werdet
D
werde

Slide 7 - Quizvraag

Opdracht 1
Sleep het werkwoord naar de juiste kolom.
Er zijn drie mogelijkheden:
1. Het werkwoord is geen uitzondering.
2. Het werkwoord is een uitzondering met de s-klank regel.
3. Het werkwoord is een uitzondering met de -d/-t regel.

Slide 8 - Tekstslide

reden
mixen
warten
wohnen
heißen
antworten
spielen
Uitzondering s-klank
Uitzondering -d/-t
Geen uitzondering
laufen
machen
gießen
arbeiten
fliegen

Slide 9 - Sleepvraag

Opdracht 2
Sleep de vervoeging naar de juiste persoon.

Slide 10 - Tekstslide

Vervoeg het Duitse regelmatige werkwoord spielen (= spelen).                                  
ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
Denk aan de stam!
spielen
spielen
spielst
spiele
spielt
spielt

Slide 11 - Sleepvraag

Opdracht 3
Schrijf bij de volgende werkwoorden de stam op.

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf de stam op van het werkwoord:
wohnen

Slide 13 - Open vraag

Schrijf de stam op van het werkwoord:
schreiben

Slide 14 - Open vraag

Schrijf de stam op van het werkwoord:
gehen

Slide 15 - Open vraag

Opdracht 4
Kies de juiste vervoeging die op de streep moet komen te staan.
Kijk goed om welke persoon het gaat.

Let op de uitzonderingen

Slide 16 - Tekstslide

_________ ihr oft im Heft?
A
Schreibe
B
Schreibt
C
Schreibet

Slide 17 - Quizvraag

Wie _______ du?
A
heißt
B
heißen
C
heißst

Slide 18 - Quizvraag

Wir ______ gern mit unserem Hund am Strand.
A
laufe
B
lauft
C
laufen

Slide 19 - Quizvraag

Ihr ______ viel zu viel in der Klasse.
A
reden
B
redt
C
redet

Slide 20 - Quizvraag

Mein Bruder ______ heute mit seiner Freundin schwimmen.
A
gehen
B
geht
C
gehst

Slide 21 - Quizvraag

______ du das auch?
A
hören
B
höre
C
hörst

Slide 22 - Quizvraag

Opdracht 5
Nu gaan jullie helemaal zelf vervoegen.
Kijk goed naar het werkwoord en loop de stappen na.
1. Maak de stam
2. Kijk goed om welke persoon het gaat.
3. Is het een uitzondering?
4. Plak de juiste uitgang van (fe)esttenten erachter.

Slide 23 - Tekstslide

spielen
Ich ______ Volleyball.

Slide 24 - Open vraag

kommen
___________ du heute vorbei?

Slide 25 - Open vraag

lachen
Das Kind ___________.

Slide 26 - Open vraag

wohnen
Wir _______ in den Niederlanden

Slide 27 - Open vraag

machen
Was ________ ihr am liebsten?

Slide 28 - Open vraag

essen
Was ________ Sie gerne?

Slide 29 - Open vraag

Ik snap het vervoegen van de regelmatige werkwoorden
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll