Woordsoorten

Herhaling woordsoorten 

Uitleg bijvoeglijk naamwoord (bn)

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling woordsoorten 

Uitleg bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Woordsoorten

1. werkwoord (ww)
2. lidwoord (lw)
3. zelfstandig naamwoord (zn)
4. bijvoeglijk naamwoord (bn)


Slide 3 - Tekstslide

Woordsoorten

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Noem drie werkwoorden die als eerste in je opkomen

Slide 6 - Open vraag

Werkwoorden
Werkwoorden noemen we ook weleens doe-woorden.
Het zijn namelijk dingen die je kunt doen, zoals:

lopen, fietsen, staan, zitten, schrijven, slapen, gamen, eten, wachten......

Slide 7 - Tekstslide

Lidwoorden
We hebben in het Nederlands 3 lidwoorden:

de
het
een

Slide 8 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
  • Mensen
  • Dieren
  • Planten
  • Dingen
  • Namen
  • Aardrijkskundige namen

Slide 9 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
Voor een zelfstandig naamwoord kun je (bijna) altijd een lidwoord (de, het, een) zetten.

Voorbeelden:
de tafel, de auto, het meisje, een hond.
Let op: namen van mensen, bedrijven en merknamen zijn ook zelfstandige naamwoorden. 

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

* Zegt iets over een zelfstandig naamwoord

* Staat meestal vóór een zelfstandig naamwoord en na het lidwoord

Slide 11 - Tekstslide

Het woord 'een' noemen we een:
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Het woord 'zwemmen' noemen we een:
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Het woord 'fiets' noemen we een:
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Het woord 'Mars' noemen we een:
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Hij is slim.

'slim' is in deze zin een:
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Quizvraag

De nieuwe auto moet naar de garage.

'nieuwe' is in deze zin een:
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Quizvraag

SLEEP DE WOORDSOORTEN NAAR DE GOEDE PLEK
De ouders van Bilal zijn erg aardige en behulpzame mensen.
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
lidwoord
ouders
de
aardige
mensen
Bilal
zijn
behulpzame

Slide 19 - Sleepvraag

Lidwoord
noem de lidwoorden:

Slide 20 - Open vraag

De woordsoorten ken ik...
A
nog lang niet
B
een beetje
C
wel aardig
D
goed!

Slide 21 - Quizvraag

Aan het werk
Opdracht 1, 2, 3, 5 en 6 op blz. 206 en 207

Klaar? Puzzelen vanaf blz. 244!

Slide 22 - Tekstslide