14.3-2 Impulsgeleiding deel 2 5V 2324

14.3 Impulsgeleiding deel 2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

14.3 Impulsgeleiding deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Benoem fases 1-5 + beschrijf de rol van de Na+ en K+ poorten en de Na/K-pomp per fase

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel 13.3-2 Je kunt
  • uitleggen waarom een impuls altijd maar één richting op gaat
  • uitleggen hoe de myelineschede de impulssnelheid verhoogt
  • Welke invloed de prikkelsterkte heeft op de actiepotentialen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Na+ poorten - start impuls
Na+ poorten kunnen openen als gevolg van:
een chemische prikkel (neurotransmitter bij een zintuig/ in een synaps tussen twee cenuwcellen)
een elektrische prikkel (poorten ernaast gaat open)
een mechanische prikkel (tastzintuig)

Slide 8 - Tekstslide

Na+ poorten - chemische prikkel
Axon-uiteinde of zintuigcel
zenuwcel

Slide 9 - Tekstslide

Na+ poorten 
- elektrische
prikkel

Slide 10 - Tekstslide

Na+ poorten - mechanische prikkel

Slide 11 - Tekstslide

Impulsrichting
Doordat volgende Na+ poorten openen als gevolg van de actiepotentiaal in de buurt 'loopt' de actiepotentiaal over het hele neuron. Van dendriet naar het uiteinde van alle axonen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Refractaire periode
Na de depolarisatie is er een periode dat het neuron ongevoelig is voor nieuwe prikkels, de Na+poorten kun even niet meer opnieuw geopend worden: absoluut refractaire periode.

Deze periode is lang genoeg om te voorkomen dat de impuls ook weer terug gaat. De impuls gaat dus altijd maar één kant op.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Lange afstanden
Lange uitlopers hebben een myleineschede.
Deze myelineschede versnelt de impuls geleiding.

Slide 17 - Tekstslide

Sprongsgewijze impulsgeleiding

Slide 18 - Tekstslide

Lange afstanden
Op de plek van de myeline kunnen er geen ionen in of uit de cel. Er bevinden zich geen Na+/K+-pompen of Na+ en K+ poorten.
Op de plek van de insnoering van Ranvier kan dit wél.
Hierdoor 'springt' de impuls van insnoering naar insnoering. Dit is nóg sneller.
Dit heet sprongsgewijze impulsgeleiding.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Prikkelsterkte
De actiepotentiaal is altijd
even sterk. 
Sterkere prikkel: 
hogere frequentie
van actiepotentialen.

Slide 22 - Tekstslide

Lesdoel 13.3-2 Je kunt
  • uitleggen waarom een impuls altijd maar één richting op gaat
  • uitleggen hoe de myelineschede de impulssnelheid verhoogt
  • Welke invloed de prikkelsterkte heeft op de actiepotentialen

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
In de online methode.
Maak de opdrachten van
14.3: 37, 38



Slide 24 - Tekstslide