Pretoets - 5.8 Spreekwoorden, zegswijzen

Pretoets - 5.8 Spreekwoorden, zegswijzen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Pretoets - 5.8 Spreekwoorden, zegswijzen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

  • Het verschil tussen letterlijke en figuurlijke taal uitleggen.
  • Het begrip spreekwoord en zegswijze uitleggen.
  • Een aantal spreekwoorden en zegswijzen verklaren.
  • Spreekwoorden en zegswijzen in een context herkennen en gebruiken.






Slide 2 - Tekstslide

Figuurlijk iets bedoelen=
A
Niet de waarheid spreken
B
Iets precies bedoelen zoals je het zegt
C
Iets niet letterlijk bedoelen
D
Iets als een grap bedoelen

Slide 3 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk?
A
Ik kan geen goede knoop maken.
B
Ik kan er geen touw aan vastknopen.

Slide 4 - Quizvraag

Uitdrukkingen zijn altijd letterlijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Letterlijk iets bedoelen.
Wat betekent letterlijk?
A
Iets wat je als grap zegt
B
Iets is precies zoals het er staat of zoals je het bedoelt
C
Iets wat je niet meent
D
Als je liegt

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de betekenis van de onderstaande zegswijzen?
uit je vel springen
iemand in de wielen rijden
in het water vallen
ergens een stokje voor steken
recht door zee zijn
ervoor zorgen dat iets niet doorgaat
plotseling heel erg boos worden
iemand dwarszitten
eerlijk zijn
mislukken

Slide 7 - Sleepvraag

Welk spreekwoord zie je hier?
A
De hond in de pan vinden
B
De hond eet alles op
C
De hond aan het aanrecht vinden
D
De hond in de pot vinden

Slide 8 - Quizvraag

Spreekwoorden zijn:
A
Je kunt de woorden veranderen
B
Je kunt de zin niet veranderen
C
Niet figuurlijk
D
Een deel van een zin

Slide 9 - Quizvraag

Spreekwoorden hebben een...
A
Letterlijke betekenis
B
Figuurlijke betekenis

Slide 10 - Quizvraag

Een spreekwoord is:
A
Een grapje
B
Een korte zin met een waarheid of wijsheid
C
Slechte woorden/schelden
D
Iets wat letterlijk wordt bedoeld

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekenen:
zegswijzen?
A
Gezegde
B
Manier waarop je spreekt
C
Spreekwoord
D
Vaste uitdrukking

Slide 12 - Quizvraag