§ 1.5 Informatie uit historische bronnen gebruiken

Klas 4gtGS1
Inzet, gedrag, motivatie
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Klas 4gtGS1
Inzet, gedrag, motivatie

Slide 1 - Tekstslide

PLANNING
1
Examenopdrachten: 5 t/m 8
2
Maken § 1.5 
3
Juist/Onjuist oefening
4
§ 1.6
5
Proefwerk H1: Donderdag 26 oktober

Slide 2 - Tekstslide

Informatie uit historische bronnen gebruiken

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Prinsjesdag
Op Prinsjesdag spreekt de Koning in de Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal de Troonrede uit. Daarin geeft de regering aan wat de belangrijkste plannen zijn voor het komende jaar. Prinsjesdag vindt jaarlijks plaats op de derde dinsdag in september.

Ook biedt de minister van Financiën de Tweede Kamer de Miljoenennota en de Rijksbegroting aan. Prinsjesdag markeert de start van het nieuwe parlementaire jaar.

Slide 5 - Tekstslide

Rijksbegroting

In de Rijksbegroting staan de verwachte verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van de rijksoverheid voor het komende jaar. De Rijksbegroting bestaat in feite uit een aantal afzonderlijke begrotingen (begrotingsstaten en toelichtingen), per ministerie en voor specifieke fondsen.
Miljoenennota

De Miljoenennota geeft een overzicht van het budgettaire beleid van het kabinet voor het komende begrotingsjaar, inclusief meerjarenramingen. In de vorm van Vermoedelijke Uitkomsten bevat de Miljoenennota tevens geactualiseerde ramingen over de lopende begroting.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

De vorige les.....
Vorige les....

Slide 8 - Tekstslide

Tweede Kamer
Wetgevende rechten: BASI
  • budget, amendement, stemrecht, initiatief
Controlerende taken: VEMI
  • vragenrecht, enquête recht, motierecht, interpellatie, 

Slide 9 - Tekstslide

Eerste kamer
Wetgevende rechten: BS
  • budget, amendement, stemrecht, initiatief
Controlerende taken: VEMI
  • vragenrecht, motierecht, interpellatie, enquête recht

Slide 10 - Tekstslide

Bij het onderzoeken van een historische vraag maak je gebruik van bronnen. Bij elke bron vraag je eerst: 
  • kan ik deze bron gebruiken om mijn vraag te beantwoorden? 
  • Je bekijkt dan of de informatie uit de bron past bij de vraag die je wilt beantwoorden.
In deze paragraaf ga je beoordelen of bronnen bruikbaar en betrouwbaar zijn voor het
beantwoorden van de volgende vraag: 
wat zijn de voor- en nadelen van de uitbreiding van het
algemeen kiesrecht?

Slide 11 - Tekstslide

Stappen (blz. 121 werkboek)
  1. Wat is de vraag
  2. Welke informatie geeft de bron?
  3. Vanuit welk standpunt geeft de maker van de bron informatie
  4. Kan het zijn dat jij de informatie anders uitlegt dan iemand anders?
  5. Is de bron bruikbaar?
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

1
stap 1: De vraag die je gaat onderzoeken luidt:
wat vonden mensen de voor- en nadelen van de
uitbreiding van het algemeen kiesrecht?
a stap 2: Welke informatie geeft deze bron?
Vul de juiste woorden in.

Slide 14 - Tekstslide

1a
  • Op de bron staan vier kleine
afbeeldingen waarop de nadelen van het
algemeen kiesrecht staan. Onder
elke afbeelding staat ook nog een stuk tekst.

Slide 15 - Tekstslide

1b
b stap 3: Het standpunt van de maker.
Onderstreep de juiste woorden en geef de juiste
reden.

Slide 16 - Tekstslide

1b
  • De bron bevat vooral meningen.
  • De maker van de bron is een socialist.
  • De maker leefde wel in de tijd waar de bron over gaat.
  • De maker is wel partijdig.
  • De maker wil iets met de bron bereiken, namelijk
  • het standpunt van de ARP
  • belachelijk maken.

Slide 17 - Tekstslide

1c
c stap 4: Je eigen standpunt.
Leg uit of jij het eens of oneens bent met de
gevolgen van het algemeen kiesrecht zoals die
staan afgebeeld op de bron.

Slide 18 - Tekstslide

1c
  • Je eigen antwoord, bijvoorbeeld: oneens, want ik geloof niet dat door het algemeen kiesrecht kinderen
  • door de duivel zullen worden opgevoed.

Slide 19 - Tekstslide

1d
  • d stap 5: Stel, je wilt weten hoe de ARP dacht
  • over de uitbreiding van het kiesrecht. Is deze bron dan betrouwbaar?
  • C Nee, omdat de tekenaar partijdig is; hij
  • behoort niet tot de ARP.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

2a
  • Gebruik HB bron 2.
  • a Wat zie je op deze bron? (stap 2)
  • Je ziet een parlement met mannen en vrouwen. Een vrouw probeert te praten (ze staat), maar krijgt bijna
  • geen aandacht van de mannen.

Slide 22 - Tekstslide

2b
  • b Maak de zin kloppend.
  • De bron is gemaakt door een man die iets
  • zegt over het kiesrecht voor vrouwen . (stap 3)

Slide 23 - Tekstslide

2c
  • c Onderstreep het juiste woord en leg je antwoord uit. (stap 2)
  • De tekenaar geeft zijn mening over de  nadelen van de uitbreiding van het algemeen kiesrecht voor vrouwen, want de bron maakt duidelijk dat vrouwen die kiesrecht krijgen door mannen in het parlement niet serieus worden
  • genomen.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

3
  • Gebruik HB bron 3.
  • a Op wie heeft de tekenaar kritiek? (stap 2)
  • B Op kamerleden.

Slide 26 - Tekstslide

3b
  • b Vergelijk HB bron 2 en 3. (stap 2 en 3)
  • Vul de juiste woorden in.
  • Bron 2 en bron 3 hebben dezelfde tekenaar.
  • Tussen de bronnen zit zeven jaar
  • verschil. Beide bronnen tonen een ander
  • standpunt. In de loop van de tijd is de tekenaar
  • dus van mening veranderd.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

4a
  • Gebruik HB bron 4.
  • a Waar strijdt de DIDF voor? (stap 2)
  • Voor de belangen van immigranten uit Turkije.

Slide 29 - Tekstslide

4b
  • b Wat zal volgens de DIDF het positief resultaat
  • zijn als allochtonen ook algemeen kiesrecht
  • krijgen? (stap 2 en 3)
  • D Volken zullen elkaar beter gaan begrijpen.

Slide 30 - Tekstslide

4c
  • Stel, je wilt weten hoe alle Turken in Nederland over de uitbreiding van het kiesrecht denken. Is deze bron dan betrouwbaar? (stap 5)
  • Bijvoorbeeld: niet zo betrouwbaar, want DIDF vertegenwoordigt niet alle Turken, maar alleen Turkse
  • arbeiders.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

5a
  • Gebruik HB bron 5.
  • a Niels van den Berge wil de kiesleeftijd verlagen. Welke twee argumenten gebruikt hij? (stap 2)
  • □ Jongeren moeten invloed kunnen hebben op
  • besluiten die gaan over hun toekomst.
  • □ Jongeren zijn verstandig genoeg om te
  • kunnen stemmen.

Slide 33 - Tekstslide

5b
  • b GroenLinks is vaak populair onder jongeren. Leg uit hoe dit de betrouwbaarheid van de argumenten van Niels van den Berge beïnvloedt (stap 3 en 5).
  • Van den Berge is een politicus van GroenLinks. Als jongeren stemrecht hebben, kan GroenLinks meer stemmen krijgen.

Slide 34 - Tekstslide

6 a/b
  • Bekijk nog eens alle bronnen.
  • a Welke bronnen zijn duidelijk partijdig? (stap 3)
  • Bron 1, 4 en 5.
  • b Onderstreep de juiste woorden.
  • Spotprenten geven meestal  meningen weer. Dat komt omdat tekenaars duidelijk willen maken wat zij vinden. (stap 3)

Slide 35 - Tekstslide

6c
c Beantwoord de vraag: heeft de uitbreiding van
het kiesrecht voordelen of nadelen?
Onderstreep de juiste woorden.

Slide 36 - Tekstslide

6c
  • Door het kiesrecht uit te breiden, kunnen steeds meer mensen stemmen. Vooral mensen die niet kunnen stemmen, willen graag een uitbreiding van het kiesrecht. Zij willen dezelfde rechten als mensen die wel  kunnen stemmen. Het strijden voor gelijke rechten noemen we emancipatie. Door het kiesrecht uit te breiden krijgen dus meer  mensen dezelfde rechten. Veel mensen vinden dat een voordeel.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide