Herhaling

Waaruit bestaat de retailmix?
1 / 34
volgende
Slide 1: Woordweb
EconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Waaruit bestaat de retailmix?

Slide 1 - Woordweb

Voor convenience goods is het belangrijk dat de winkel is gevestigd in een
A
stadswinkelcentrum
B
winkelgebied buiten de stad
C
buurtwinkelcentrum
D
wijkwinkelcentrum

Slide 2 - Quizvraag

Winkels met specialty goods hebben een
A
klein verzorgingsgebied en klanten zijn bereid reizen
B
klein verzorgingsgebied en klanten niet bereid te reizen
C
groot verzorgingsgebied en klanten zijn bereid te reizen
D
groot verzorgingsgebied en klanten zijn niet bereid te reizen

Slide 3 - Quizvraag

Een tuincentrum vindt je vaak in een
A
stadswinkelcentrum
B
winkelgebied buiten de stad
C
buurtwinkelcentrum
D
wijkwinkelcentrum

Slide 4 - Quizvraag

Je wilt een winkel openen met design producten(vaasjes/notitieboekjes). Waar vestig jij je?
A
buurtwinkelcentrum
B
wijkwinkelcentrum
C
stadswinkelcentrum
D
winkelcentrum buiten stad

Slide 5 - Quizvraag

Waar shoppen....
Wijkwinkelcentrum
Stadswinkelcentrum
Zowel wijk- als stadswinkelcentrum
Funshoppers
Mensen die vergelijkend winkelen
Runshoppers

Slide 6 - Sleepvraag

Welke winkel heeft een groter verzorgingsgebied?
A
IKEA
B
AH -XL

Slide 7 - Quizvraag

Uit welke 3 onderdelen bestaat de winkelformule?
A
prijs, plaats en marktpositie
B
marktpositie, doelgroep en assortiment
C
doelgroep, plaats en retailmix
D
retailmix, product en doelgroep

Slide 8 - Quizvraag

Als een vliegtuig op de grens van Nederland en Duitsland neerstort, waar worden dan de overlevenden begraven?
A
Nederland
B
Duitsland
C
Elders
D
Ander antwoord

Slide 9 - Quizvraag

Onder welke 'p' uit de retailmix valt het assortimentsbeleid
A
promotie
B
prijs
C
product
D
plaats

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heet het assortiment dat de consument zeker in een winkel verwacht?
A
assortimentsgroep
B
kernassortiment
C
randassortiment
D
smal assortiment

Slide 11 - Quizvraag

Wat voor assortiment heeft de HEMA?
A
breed en diep
B
smal en diep
C
breed en ondiep
D
smal en ondiep

Slide 12 - Quizvraag

Wat voor assortiment heeft een bakker?
A
Breed en diep
B
Breed en ondiep
C
Smal en diep
D
Smal en ondiep

Slide 13 - Quizvraag

Het is een merk met een weinig naamsbekendheid en de producent maakt vrijwel geen reclame en het merk is soms alleen plaatselijk verkrijgbaar.
Dit is een:
A
A-merk
B
B-merk
C
C-merk
D
Paraplumerk

Slide 14 - Quizvraag



Bekijk de afbeelding hiernaast.
Hier is sprake van een:

A
A-merk
B
B-merk
C
C-merk
D
huismerk

Slide 15 - Quizvraag

Kwaliteit
Prijs
Reclame
Verkrijg-baarheid
A-merk
hoog
duur
veel
overal
B-merk
goed
10-15% minder
minder
minder
C-merk
laag
niet
slechter

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wie is de moordenaar en hoe is de politie daar achter gekomen?
A
Wiskunde leraar
B
Gymleraar
C
Directeur
D
Tuinman

Slide 18 - Quizvraag

"De prijs is het meest flexibele marketinginstrument binnen de marketingmix"
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Prijsperceptie is de manier waarop aanbieders een prijs ervaren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

In de Prijzenwet staat dat de winkelier verplicht is om elk artikel te voorzien van een prijs.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

De presentatie van het interieur van de winkel moet passen bij de winkelformule. Welke presentatie past bij een winkel met prijsdistributie?
A
Een groot deel van het vloeroppervlak bestaat uit de toonbank
B
Er is veel sfeerverlichting
C
Artikelen liggen voorverpakt in dozen of schappen
D
Er zijn mooie productpresentaties

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Video

Waar werd hier reclame voor gemaakt?

Slide 25 - Open vraag

Je hebt de 6 p's. De p van promotie:
A
gaat over aankleding en inrichting van de winkel
B
is heel flexibel, je kunt het snel aanpassen
C
gaat over alle activiteiten om de verkoop te bevorderen
D
Is het minst flexibele instrument van de retailmix

Slide 26 - Quizvraag

Wat zijn de 5 onderdelen van de promotiemix?
A
Reclame, sales promotion, persoonlijke verkoop, public relations en directe communicatie.
B
Reclame, sales promotion, persoonlijke verkoop, publiciteit en directe marketing.
C
Reclame, sales promotion, persoonlijke verkoop, publiciteit en POS-materialen.
D
Reclame, presentatie, persoonlijke verkoop, publiciteit en POS-materialen.

Slide 27 - Quizvraag

Vul in:
Het bereik van reclame is ....
en de kosten per contact zijn .....
A
klein - hoog
B
klein - laag
C
groot - hoog
D
groot -laag

Slide 28 - Quizvraag

Waarom wordt persoonlijke verkoop steeds belangrijker in een winkel?

Slide 29 - Open vraag

Gratis aandacht in de media bij bijvoorbeeld opening winkel valt onder:
A
Sponsoring
B
Free publicity
C
Public relations

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Video

De winkelformule bepaalt de volgende eisen van het personeel:
A
Kennis, vaardigheden, uiterlijk
B
Vaardigheden, houding, uiterlijk
C
Kennis, houding, lichaamstaal
D
Kennis, vaardigheden, houding

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Video

Welke rol heeft de leugendetector in Nederlandse strafzaken?

A
Het is niet toegestaan
B
Het is toegestaan en kan dienen als doorslaggevend bewijs
C
Het is toegestaan maar mag niet dienen als doorslaggevend bewijs

Slide 34 - Quizvraag