Rekenen Domein2

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 1 les 9
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 1 les 9

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Hoofdstuk 2 Oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
Paragraaf 2.1 en 2.2


Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
P2.1 + 2.2
P2.3 + 2.4
P2.5 + 2.6
P2.7 + 2.8
P2.9 + GO
TOETS
P3.1 + 3.2
P3.3 + 3.4
P3.5 + GO
TOETS
Wat gaan we doen?
Starten en introductie
Opstarten van de les en korte introductie
Kennis activeren
Uitleg par. 2.1 Vlakke en ruimtelijke figuren
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 2.1
Kennis checken
Nabespreken (selectie van) opdrachten par. 2.1
Kennis activeren
Uitleg par. 2.2 Omtrek en oppervlakte
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 2.2
Kennis checken
Nabespreken (selectie van) opdrachten par. 2.2
Kennis toetsen
Toetsen examenopdrachten met score
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Korte introductie les 1

Paragraaf 2.1 Vlakke en ruimtelijke figuren


Leerdoelen

  • Ik herken de vlakke figuren.
  • Ik herken meetkundige begrippen, zoals evenwijdig en loodrecht.
  • Ik herken ruimtelijke figuren.


Paragraaf 2.2 Omtrek en oppervlakte


Leerdoelen


  • Ik kan de omtrek berekenen.
  • Ik kan de oppervlakte berekenen en oppervlakte maten omrekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe reken je in de praktijk?
Nordin werkt als persoonlijk begeleider bij een buurthuis. Samen met zijn team besluit hij de activiteitenruimte voor jongeren opnieuw in te richten. Er zijn op dit moment twee aparte ruimten: ruimte A is 3,5 x 3,5 meter en ruimte B is 3,5 bij 10 meter. Het team besluit de
muur tussen ruimte A en B door te breken. Daardoor ontstaat ruimte C. Die wordt vervolgens geschilderd en er wordt een nieuwe vloer gelegd. 

a. Geef aan welke vlakke figuren ruimte A en B hebben.
b. Geef aan welk ruimtelijk figuur ruimte C zal hebben. 
c. Bereken de oppervlakte van ruimte C in dm2.


timer
7:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





a. Geef aan welke vlakke figuren ruimte A en B hebben.
A
Ruimte A en B zijn beiden vierkant.
B
Ruimte A is een vierkant en ruimte B een rechthoek.
C
Ruimte A is een rechthoek en ruimte B een vierkant.
D
Ruimte A en B zijn beiden rechthoeken.

Slide 6 - Quizvraag

Ruimte A is 3,5 x 3,5 m = vierkant
Ruimte B is 3,5 x 10 m = rechthoek




b. Geef aan welk ruimtelijk figuur ruimte C zal hebben.
A
Een balk.
B
Een kubus.
C
Een rechthoek.
D
Een vierkant.

Slide 7 - Quizvraag

Ruimte C is 3,5 x 13,5 m x ? = een balk. 




c. Bereken de oppervlakte van ruimte C in dm2.
A
4,725 dm2
B
47,25 dm2
C
472,5 dm2
D
4725 dm2

Slide 8 - Quizvraag

Ruimte C is 3,5 x 13,5 m = 47,25 m2 
47,25 m2 x 100 = 4725 dm2

Aan het werk via de korte route
  • Blijf ingelogd in ZOOM.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak opdracht 5, 7 en 10 van par. 2.1
  • Maak opdracht 3, 8 en 10 van par. 2.2
  • Lever de gemaakte opdrachten in.
  • Meld je voor de examenopdracht.
 

Voortgang
Ik volg tijdens de les de voortgang van je opdrachten.

Slide 9 - Tekstslide

83737 dinsdag
13922 donderdag
77688 vrijdag

Paragraaf 2.1 Vlakke en ruimtelijke figuren

Leerdoelen


  • Ik herken de vlakke figuren.
  • Ik herken meetkundige begrippen, zoals evenwijdig en loodrecht.
  • Ik herken ruimtelijke figuren.



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel driehoeken telt deze figuur?

Slide 11 - Tekstslide

Dit figuur telt 6 driehoeken: een felblauwe, een rode, een oranje, een lichtblauwe, een groene én een combinatie van lichtblauw en groen.
A. Het paarse figuur is een rechthoek.
B. Het paarse figuur is een parallellogram.

Slide 12 - Tekstslide

Het paarse figuur is een parallellogram. 
A. Lijn A en H lopen evenwijdig of parallel aan elkaar.
B. Lijn A en H staan loodrecht of haaks op elkaar.

Slide 13 - Tekstslide

Lijn A en H vormen een hoek van 90 graden. Ze staan dus loodrecht of haaks op elkaar.
A. Lijn D en F lopen evenwijdig of parallel aan elkaar.
B. Lijn D en F staan loodrecht of haaks op elkaar.

Slide 14 - Tekstslide

Lijn D en F hebben dezelfde richting en snijden elkaar niet. Ze zijn evenwijdig of parallel aan elkaar.

Aan het werk via de basisroute
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





8a. Welke ruimtelijke figuur herken je in dit bouwwerk?
A
de driehoek
B
de piramide
C
de prisma
D
de ruit

Slide 16 - Quizvraag

De driehoek en de ruit zijn vlakke figuren.




8b. Welk vlak figuur herken je in de zijkant dit bouwwerk?
A
de driehoek
B
de piramide
C
de prisma
D
de ruit

Slide 17 - Quizvraag

De piramide en de prisma zijn ruimtelijke figuren.




9a. Welke lijn/lijnen is/zijn parallel aan lijn A?
A
lijn B en C
B
lijn C en D
C
lijn D en E
D
lijn E en H

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies





9b. Welke lijn/lijnen staat/staan loodrecht op lijn A?
A
lijn B
B
lijn B en E
C
lijn B en H
D
lijn E en H

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies





9c. Welke ruimtelijke figuren herken je in dit bouwwerk?
A
Een balk en een halve bol.
B
Een (halve) bol en een cilinder.
C
Een cilinder en een piramide.
D
A + B + C

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00
Pauze

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.2 Omtrek en oppervlakte

Leerdoelen


  • Ik kan de omtrek berekenen.
  • Ik kan de oppervlakte berekenen en oppervlakte maten omrekenen.



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
  • Maak opdracht 2 en 5 van paragraaf 2.2
 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




11a. Anne is 1,75 m lang en ze weegt 73 kilo. Heeft Anne een gezond gewicht?
A
Ja, ze heeft een ideaal gewicht.
B
Ja, ze heeft een gezond gewicht.
C
Nee, ze heeft ondergewicht.
D
Nee, ze heeft overgewicht.

Slide 25 - Quizvraag

             73  
---------------------- = 23,8 
1,75 x 1,75 = 3,0625 

23,8 = 18,5 - < 25 = ideaal gewicht



Een man met een lengte van 1 meter 71 en een gewicht
van 90 kilogram...
A
heeft ondergewicht.
B
heeft een gezond gewicht.
C
heeft overgewicht.
D
Ik weet het niet.

Slide 26 - Quizvraag

De vuistregel voor een gezond gewicht is lichaamslengte in cm - 100.

171 - 100 = 71 kg.

Deze man heeft overgewicht. 

Aan het werk via de basisroute
timer
15:00
1 liter = 1 dm3

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





3a. Hoeveel watt heeft Ilhami nodig?
A
4800 watt
B
5000 watt
C
5200 watt
D
5400 watt

Slide 28 - Quizvraag

6 x 5 x 2,4 = 72 dm3 x 75 = 5400 watt

Aan het werk via de basisroute
  • Maak opdracht 11 en 12 van paragraaf 1.7
 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk via de basisroute
timer
15:00

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




11a. Anne is 1,75 m lang en ze weegt 73 kilo. Heeft Anne een gezond gewicht?
A
Ja, ze heeft een ideaal gewicht.
B
Ja, ze heeft een gezond gewicht.
C
Nee, ze heeft ondergewicht.
D
Nee, ze heeft overgewicht.

Slide 31 - Quizvraag

             73  
---------------------- = 23,8 
1,75 x 1,75 = 3,0625 

23,8 = 18,5 - < 25 = ideaal gewicht



Een man met een lengte van 1 meter 71 en een gewicht
van 90 kilogram...
A
heeft ondergewicht.
B
heeft een gezond gewicht.
C
heeft overgewicht.
D
Ik weet het niet.

Slide 32 - Quizvraag

De vuistregel voor een gezond gewicht is lichaamslengte in cm - 100.

171 - 100 = 71 kg.

Deze man heeft overgewicht. 
timer
5:00
Pauze

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 1.7 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door een berekening te maken en die op te schrijven. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdrachten. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Examenopdracht
timer
10:00

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




14a. Hoeveel meter is de remweg van een auto die 50 km/h rijdt?
Bij deze opdracht kan je liggend geld oprapen. Je hoeft alleen maar te bukken!
A
18,75
B
37,5
C
18,75 meter
D
37,5 meter

Slide 36 - Quizvraag

50 : 10 = 5 x 5 = 25 : 4 x 3 = 18,75

of

50 : 10 = 5 x 5 = 25 x 0,75 = 18,75


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht 14a [1,5p] 

a.  50 : 10 = 5    x5 x 5 = 25 : 4 x 3 = [0,5p] 18,75 [0,5p] meter [0,5p] of
     50 : 10     5 x 5 = 25 x 0,75 = [0,5p] 18,75 [0,5p] meter [0,5p]

Wat weet je al?

1. ? : 10 = ... x ... = ? : 3 x 4 = 108      108 : 3 x 4 = 144


2. ? : 10 = .... x ... = 144 : 3 x 4 = 108    144 = 12 x 12

3. 120 : 10 = 12 x 12 = 144 : 3 x 4 = 108
108x4:3=144 wortel van 144 =12 12x10 120 km/u





Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen
  • Ik herken formules als vuistregel of als rekenregel.
  • Ik kan met formules en vuistregels verbanden beschrijven. 

Volgende week

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies