Rekenen D2 Paragraaf 2.1 en 2.2



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 1
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Hoofdstuk 2 Oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
Paragraaf 2.1 en 2.2


Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
P2.1 + 2.2
P2.3 + 2.4
P2.5 + 2.6
P2.7 + 2.8
P2.9 + GO
TOETS
P3.1 + 3.2
P3.3 + 3.4
P3.5 + GO
TOETS
Wat gaan we doen?
Starten en introductie
Opstarten van de les en korte introductie
Kennis activeren
Uitleg par. 2.1 Vlakke en ruimtelijke figuren
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 2.1
Kennis activeren
Uitleg par. 2.2 Omtrek en oppervlakte
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 2.2
Kennis toetsen
Toetsen examenopdracht met toelichting
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Korte introductie les 1

Paragraaf 2.1 Vlakke en ruimtelijke figuren


Leerdoelen

  • Ik herken de vlakke en ruimtelijke figuren.
  • Ik herken meetkundige begrippen, zoals evenwijdig en loodrecht.


Paragraaf 2.2 Omtrek en oppervlakte


Leerdoelen


  • Ik kan de omtrek berekenen.
  • Ik kan de oppervlakte berekenen en oppervlakte maten omrekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe reken je in de praktijk?
Nordin werkt als persoonlijk begeleider bij een buurthuis. Samen met zijn team besluit hij de activiteitenruimte voor jongeren opnieuw in te richten. Er zijn op dit moment twee aparte ruimten: ruimte A is 3,5 x 3,5 meter en ruimte B is 3,5 bij 10 meter. Het team besluit de
muur tussen ruimte A en B door te breken. Daardoor ontstaat ruimte C. 

a. Geef aan welke vlakke figuren ruimte A en B hebben.
b. Geef aan welk ruimtelijk figuur ruimte C zal hebben.
c. Bereken de oppervlakte van ruimte C. 



timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Tip! Maak een schets of tekening van de ruimten.




a. Geef aan welke vlakke figuren ruimte A en B hebben.
A
Ruimte A en B zijn beiden vierkant.
B
Ruimte A is een vierkant en ruimte B een rechthoek.
C
Ruimte A is een rechthoek en ruimte B een vierkant.
D
Ruimte A en B zijn beiden rechthoeken.

Slide 6 - Quizvraag

Ruimte A is 3,5 x 3,5 m = vierkant
Ruimte B is 3,5 x 10 m = rechthoek




b. Geef aan welk ruimtelijk figuur ruimte C zal hebben.
A
Een balk.
B
Een kubus.
C
Een rechthoek.
D
Een vierkant.

Slide 7 - Quizvraag

Ruimte C is 3,5 x 13,5 m x ? = een balk. 




c. Bereken de oppervlakte van ruimte C.
A
10 + 3,5 = 13,5 m
B
13,5 + 3,5 = 17 m
C
10 x 3,5 = 35 m2
D
13,5 x 3,5 = 47,25 m2

Slide 8 - Quizvraag

D

Wat kies jij?
Ik begrijp dit voldoende.
Ik begrijp dit onvoldoende.
Ik doe mee met de examenopdracht.
Ik doe mee met de les.
Ik doe liever mee met de les.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00
Pauze

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.1 Vlakke en ruimtelijke figuren

Leerdoelen


  • Ik herken de vlakke en ruimtelijke figuren.
  • Ik herken meetkundige begrippen, zoals evenwijdig en loodrecht.



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel driehoeken telt deze figuur?
Let op! Instinker!

Slide 12 - Tekstslide

Deze figuur telt 7 driehoeken: een felblauwe, een rode, een oranje, een lichtblauwe, een groene, een combinatie van lichtblauw en groen én een combinatie van heel veel verschillende kleuren. 
A. Het paarse figuur is een rechthoek.
B. Het paarse figuur is een parallellogram.

Slide 13 - Tekstslide

Antwoord B: Het paarse figuur is een parallellogramDat is een rechthoek zonder rechte hoeken.
A. Lijn AH en HJ lopen evenwijdig of parallel aan elkaar.
B. Lijn AH en HJ staan loodrecht of haaks op elkaar.

Slide 14 - Tekstslide

Antwoord B: Lijn AH en HJ vormen een hoek van 90 graden. Ze staan loodrecht of haaks op elkaar.
A. Lijn DG en FI lopen evenwijdig of parallel aan elkaar.
B. Lijn DG en FI staan loodrecht of haaks op elkaar.

Slide 15 - Tekstslide

Antwoord A: Lijn DG en FI hebben dezelfde richting en snijden elkaar niet. Ze zijn evenwijdig of parallel aan elkaar.

Wat kies jij?
Ik maak de online opdrachten nu .
Ik maak de online opdrachten later. 
Ga aan de slag!
Maak een planning!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk
  • Blijf ingelogd in Google.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van par. 2.1.
 

timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00
Pauze

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.2 Omtrek en oppervlakte

Leerdoelen


  • Ik kan de omtrek berekenen.
  • Ik kan de oppervlakte berekenen en oppervlakte maten omrekenen.



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de omtrek van het terras?

Slide 20 - Tekstslide

8 + 8 + 11 + 11 = 38 meter 

Wat is de oppervlakte van het terras?

Slide 21 - Tekstslide

8 x 11 = 88 m2 

Bereken afstand A.

Slide 22 - Tekstslide

90 : 15 = 6 meter 

Wat is de oppervlakte van het grasveld in meters?

Slide 23 - Tekstslide

0,0195 ha = 0,0195 hm2


                         dam2  m2
0,0195 hm2 x 100 x 100 = 195 m2

Bereken afstand B.

Slide 24 - Tekstslide

195 : 15 = 13 meter

Wat kies jij?
Ik maak de online opdrachten nu.
Ik maak de online opdrachten later. 
Ga aan de slag!
Maak een planning!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk
  • Blijf ingelogd in Google.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van par. 2.2.
 

timer
20:00

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00
Pauze

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.1 en 2.2 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door uitleg te geven of een berekening te maken. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdracht en bij de toetsen aan het eind van ieder domein. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Examenopdracht
Je wil deze wand drie keer schilderen. Met een
emmer verf kan je 25 m2 schilderen.

a. Bereken de oppervlakte van de wand in m2.

b. Leg in je eigen woorden of met een berekening
    uit hoeveel emmers verf je moet kopen.
timer
10:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht a

Bereken de oppervlakte van rechthoek A
2,5 x 1,4 = 3,5 m2

Bereken de oppervlakte van rechthoek B
5,6 x 3 = 16,8 m2

Bereken de totale oppervlakte van de wand
3,5 m2 + 16,8 m2 = 20,3 m2



Wat weet je al?
Je weet de afmetingen van de wand.
Die staan vermeld rond de afbeelding.
  A                B

Slide 30 - Tekstslide

Of:

7 x 3 = 21 m2
0,5 x 1,4 = 0,7 m2
21 - 0,7 = 20,3 m2


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht b

Bereken hoeveel m2 je in totaal moet schilderen
20,3 x 3 = 60,9 m2

Bereken hoeveel emmers je nodig hebt
60,9 : 25 = 2,463 emmers

Bereken hoeveel emmers je moet kopen
2,463 = 3 emmers

In eigen woorden
De wand is 20,3 m2. Je schildert die drie keer. Dat is dus in totaal 60,9 m2. Met een emmer verf kan je 25m2 schilderen. Je hebt dus 2,463 emmers nodig. Dan moet je drie emmers kopen, want bij twee emmers kom je verf tekort.



Wat weet je al?
Je weet de oppervlakte van de wand.
Die heb je berekend bij opdracht A.

Je weet hoe vaak je de wand wil schilderen.
Dat is drie keer.

Je weet hoeveel m2 je kan schilderen met een emmer verf.
Dat is 25 m2.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen par. 2.1
  • Ik herken de vlakke en de ruimtelijke figuren.
  • Ik herken meetkundige begrippen, zoals evenwijdig en loodrecht.

Leerdoelen par. 2.2
  • Ik kan de omtrek berekenen.
  • Ik kan de oppervlakte berekenen en oppervlakte maten omrekenen.

Volgende week

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies