Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Begrijpend lezen les 6: extra tekstverbanden en signaalwoorden
Les 6: Begrijpend lezen
extra
1 / 37
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
37 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Les 6: Begrijpend lezen
extra
Slide 1 - Tekstslide
Vorige les heb je geleerd ...
... welke
tekstverbanden
we kennen.
... welke
signaalwoorden
bij de verschillende tekstverbanden horen.
... dat de tekstverbanden uit
2 delen
bestaan.
... hoe de tekstverbanden
genoteerd
moeten worden.
Slide 2 - Tekstslide
Aan het eind van deze les ...
... heb je nog een keer geoefend met de
tekstverbanden en signaalwoorden
.
Slide 3 - Tekstslide
Soorten
verbanden
uitspraak -
opsomming
uitspraak -
tegenstelling
uitspraak -
voorbeeld
middel - d
oel
oorzaak - gevolg
uitspraak -
vergelijking
uitspraak -
reden
Deze verbanden kunnen ook tussen zinnen voorkomen
Slide 4 - Tekstslide
Zinsverbanden:
opsomming
en
tegenstelling
Opsomming/opsommend verband
Na een uitspraak worden verschillende dingen opgesomd.
Signaalwoorden
: ook, verder, bovendien, daarnaast, nog, niet alleen...maar ook, ten eerste, ten tweede
Wij hebben diverse sporten gedaan.
Eerst
hebben we gevoetbald,
daarna
gevolleybald en
tot slot
gebasketbald.
Tegenstelling/tegenstellend verband
Na een uitspraak wordt het tegengestelde beweerd.
Signaalwoorden
: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds... anderzijds, daar staat tegenover
I
k wilde graag gaan sporten,
maar
ik moest huiswerk maken.
Slide 5 - Tekstslide
Zinsverbanden:
voorbeeld/toelichtend
en
middel-doel
Voorbeeld/voorbeeldgevend/toelichtend
Na een uitspraak volgt een voorbeeld / een aantal voorbeelden.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo, zoals, dat wil zeggen, met andere woorden
Mijn vriendin is gek op Russisch eten,
zoals
plov.
Middel-doel
Iemand noemt een
doel
(wat hij/zij wil bereiken) en een
middel waarmee
dat kan worden bereikt.
Signaalwoorden: waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om te...
De ridder doodt de draak,
daarmee
wil hij het hart van de prinses veroveren.
Slide 6 - Tekstslide
Zinsverbanden:
vergelijking
en
voorwaarde
Vergelijking/vergelijkend verband
Na een uitspraak worden er 2 of meer dingen met elkaar vergeleken.
Signaalwoorden: zoals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met, net als
Ik houd niet van sperziebonen,
evenals
gekookte wortels, die lust ik ook niet.
Voorwaarde/voorwaardelijk verband
Bij een uitspraak wordt in de zinnen ervoor of erna een voorwaarde gesteld.
Signaalwoorden: als, mits, wanneer, indien, tenzij, op voorwaarde dat
Ik ga dat echt niet doen,
tenzij
ik er betaald voor krijg
Slide 7 - Tekstslide
Zinsverbanden:
reden
en
oorzaak-gevolg
Reden/redengevend verband
Na of voor een uitspraak wordt een reden genoemd. Een reden geeft aan
waarom
iemand iets wel of niet doet.
Signaalwoorden: daarom, want, omdat, namelijk
We krijgen bij Nederlands te veel huiswerk,
om die reden
is zij mijn minst favoriete docent.
Oorzaak-gevolg
Iemand doet een uitspraak die een oorzaak heeft. Daarna wordt het gevolg genoemd.
Signaalwoorden: daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor
Soms geeft de docent op vrijdag huiswerk voor maandag,
waardoor
mijn weekendplannen in het water vallen.
Slide 8 - Tekstslide
Zinsverbanden:
samenvatting
en
conclusie
Samenvatting/samenvattend verband
Na één of meer uitspraken worden de belangrijkste punten samengevat.
Signaalwoorden: kortom, samenvattend, al met al, etc.
Op zaterdag heb ik een voetbalwedstrijd en op zondag ga ik naar de stad met vrienden.
Al met al
heb ik een druk weekend.
Conclusie/concluderend verband
Na één of meer uitspraken volgt een eindoordeel of besluit.
Signaalwoorden: dus, concluderend, hieruit volgt, etc.
Er zijn veel lessen uitgevallen,
dus
de docent moet de deadline voor het opstel maar even uitstellen.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Aan de slag!
Log in bij Lessonup.
Ga naar: Begrijpend lezen les 6
Sleep de
signaalwoorden
naar het juiste
verband
.
Oorzaak-gevolg
of
Uitspraak-reden
Slide 11 - Tekstslide
Oorzaak-gevolg
Uitspraak-reden
daardoor
hierdoor
want
omdat
daarom
namelijk
immers
zodat
(waar)door
Slide 12 - Sleepvraag
Aan de slag!
Sleep de
signaalwoorden
naar het juiste
verband
.
Uitspraak-conclusie
of
Uitspraak-samenvatting
Slide 13 - Tekstslide
Uitspraak-Conclusie
Uitspraak-samenvatting
dus
Al met al
Met andere woorden
concluderend
hieruit volgt
kortom
samenvattend
Slide 14 - Sleepvraag
Aan de slag!
Sleep de omschrijvingen naar de juiste
doelen:
Bijzaken
of
Hoofdzaken
Slide 15 - Tekstslide
Bijzaken
Hoofdzaken
Kerzinnen
Toelichting
Voorbeelden
De belangrijkste zinnen van de alinea's.
Vormen samen de samenvatting van de tekst.
Minder belangrijke zaken
Slide 16 - Sleepvraag
Aan de slag!
Sleep de
tekstsoorten
naar de juiste
tekst
doelen.
Slide 17 - Tekstslide
Informeren
Overtuigen
Uiteenzetten
Overhalen
Amuseren
Na laten denken
Overhalende tekst
Informerende tekst
Uiteenzettende tekst
Opiniërende tekst
Overtuigende tekst
Amuserende tekst
Slide 18 - Sleepvraag
Aan de slag!
Pak je boek Op Niveau.
Ga naar blz. 157/158/159
Lees tekst 6:
Wie heeft het wiel uitgevonden?
Slide 19 - Tekstslide
Aan de slag!
Maak
vraag 1 t/m 16
op de volgende slides.
Maak de tot-slot-vraag op de laatste slide.
Slide 20 - Tekstslide
1. Op welke manier geeft de schrijver de inleiding vorm?
Slide 21 - Open vraag
2. Wat is de kernzin van alinea 2?
Slide 22 - Open vraag
3. Geeft het tussenkopje 'Rond is de norm' de inhoud van alinea 2 goed weer? Leg uit waarom wel of niet.
Slide 23 - Open vraag
4. In regel 29 staan 2 signaalwoorden. Noteer dit signaalwoord.
Slide 24 - Open vraag
5. Bij welke verbanden horen deze signaalwoorden?
Slide 25 - Open vraag
6. Schrijf de delen van het verband uitspraak-tegenstelling op.
Slide 26 - Open vraag
7. In regel 32 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-voorbeeld. Noteer dit signaalwoord.
Slide 27 - Open vraag
8. Noteer de kernzin van alinea 5.
Slide 28 - Open vraag
9. In regel 53 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-opsomming. Welk signaalwoord is dit?
Slide 29 - Open vraag
10. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Slide 30 - Open vraag
11. Tot welke tekstsoort behoort deze tekst? En wat is het tekstdoel?
Slide 31 - Open vraag
12. Waarnaar verwijst dat r. 16 (tweede dat)?
Slide 32 - Open vraag
13. Waarnaar verwijst 'dat' (r. 24)?
Slide 33 - Open vraag
14. Waarnaar verwijst 'dat' (r. 49)?
Slide 34 - Open vraag
15. Waarnaar verwijst 'dat' (r. 52)?
Slide 35 - Open vraag
16. Is dit een subjectieve of objectieve tekst? Leg je antwoord uit.
Slide 36 - Open vraag
Tot slot:
Wat vind je nog lastig van de stof die tot nu toe is behandeld?
Slide 37 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
Les 7: Signaalwoorden en tekstverbanden
Maart 2024
- Les met
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Les 7: Signaalwoorden en tekstverbanden
Mei 2024
- Les met
48 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Les 6: Signaalwoorden en tekstverbanden
December 2023
- Les met
44 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Les 6: Signaalwoorden en tekstverbanden
Januari 2023
- Les met
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Les 2: Schrijfvaardigheid en grammatica (zinsverbanden)
November 2023
- Les met
52 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Begrijpend lezen les 6: herhaling tekstverbanden en signaalwoorden
November 2023
- Les met
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
BL les 6: Tekstverbanden (oefenen)
December 2019
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Leesvaardigheid les 4: herhaling tekstverbanden en signaalwoorden
Januari 2020
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2