Les 7: Signaalwoorden en tekstverbanden

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
6:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Signaalwoorden
  • Door signaalwoorden kun je als lezer ‘signaleren’ dat er in de tekst sprake is van bijvoorbeeld een tegenstelling, een chronologisch verband of een oorzaak en gevolg.
  • Signaalwoorden geven het verband aan tussen alinea's, zinnen en zinsdelen.

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoorden en zinsverbanden
Zinnen en alinea’s staan niet zomaar achter elkaar. Tussen zinnen en alinea’s bestaan verbanden. Ze vormen samen een goed lopend geheel. 

Een verband tussen zinnen: zinsverband
Een verband tussen alinea’s: alineaverband

Vaak wordt een verband aangegeven door een signaalwoord.
Soms moet je het signaalwoord er zelf bij bedenken. 


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Verbanden
  • uitspraak - opsomming
  • uitspraak - tegenstelling
  • uitspraak - voorbeeld
  • middel - doel
  • oorzaak - gevolg
  • uitspraak - vergelijking
  • uitspraak - reden
Deze verbanden kunnen ook tussen zinnen voorkomen

Slide 7 - Tekstslide

 Alineaverbanden
  • Uitspraak-conclusie: dus, concluderend, hieruit volgt na een of meer uitspraken een conclusie

  • Uitspraak-samenvatting: samenvattend, kortom, al met al
Na een of meer uitspraken worden de belangrijkste punten worden samengevat

  • Uitspraak-voorwaarde: mits, als, indien, tenzij, op voorwaarde dat
Na een of meer uitspraken wordt een voorwaarde gesteld

Slide 8 - Tekstslide

Zinsverbanden: opsomming en tegenstelling
  • Opsomming/opsommend verband
  • Na een uitspraak worden verschillende dingen opgesomd.
  • Signaalwoorden: ook, verder, bovendien, daarnaast, nog, niet alleen...maar ook, ten eerste, ten tweede
  • VB: Wij hebben diverse sporten gedaan. Eerst hebben we gevoetbald, daarna gevolleybald en tot slot gebasketbald.

  • Tegenstelling/tegenstellend verband
  • Na een uitspraak wordt het tegengestelde beweerd.
  • Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds...anderzijds, daar staat tegenover
  • VB: Ik wilde graag gaan sporten, maar ik moest huiswerk maken.

Slide 9 - Tekstslide

  • Zinsverbanden: voorbeeld/toelichtend en middel-doel
  • Voorbeeld/voorbeeldgevend/toelichtend
  • Na een uitspraak volgt een voorbeeld / een aantal voorbeelden.
  • Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo, zoals, dat wil zeggen, met andere woorden
  • bv: Mijn vriendin is gek op Russisch eten, zoals plov.

  • Middel-doel
  • Iemand noemt een doel en een middel waarmee dat doel kan worden bereikt.
  • Signaalwoorden: waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om te...
  • bv: De ridder doodt de draak, daarmee wil hij het hart van de prinses veroveren.

Slide 10 - Tekstslide

Zinsverbanden: vergelijking en voorwaarde
  • Vergelijking/vergelijkend verband
  • Na een uitspraak worden er 2 of meer dingen met elkaar vergeleken. 
  • Signaalwoorden: zoals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met
  • vb: Ik houd niet van sperziebonen, evenals gekookte wortels, die lust ik ook niet.

  • Voorwaarde/voorwaardelijk verband
  • Bij een uitspraak wordt in de zinnen ervoor of erna een voorwaarde gesteld.
  • Signaalwoorden: als, mits, wanneer, indien, tenzij, op voorwaarde dat
  • vb: Ik ga dat echt niet doen, tenzij ik er betaald voor krijg,

Slide 11 - Tekstslide

Zinsverbanden: reden en oorzaak-gevolg
  • Reden/redengevend verband
  • Na of voor een uitspraak wordt een reden genoemd. Een reden geeft aan waarom iemand iets wel of niet doet.
  • Signaalwoorden: daarom, want, omdat, namelijk
  • VB: We krijgen bij Nederlands veel huiswerk, om die reden is hij mijn minst favoriete docent.

  • Oorzaak-gevolg
  • Iemand doet een uitspraak die een oorzaak heeft. Daarna wordt het gevolg genoemd.
  • Signaalwoorden: daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor
  • VB: Soms geeft de docent op vrijdag huiswerk voor maandag, waardoor mijn weekendplannen in het water vallen.

Slide 12 - Tekstslide

Zinsverbanden: samenvatting en conclusie
  • Samenvatting/samenvattend verband
  • Na één of meer uitspraken worden de belangrijkste punten samengevat.
  • Signaalwoorden: kortom, samenvattend, al met al, etc.
  • VB: Op zaterdag heb ik een voetbalwedstrijd en op zondag ga ik naar de stad met vrienden. Al met al heb ik een druk weekend.

  • Conclusie/concluderend verband
  • Na één of meer uitspraken volgt een eindoordeel of besluit.
  • Signaalwoorden: dus, concluderend, hieruit volgt, etc.
  • VB: Er zijn veel lessen uitgevallen, dus de docent moet de deadline voor het opstel maar even uitstellen.

Slide 13 - Tekstslide

1. Welk zinsverband herken je in de volgende zin en welke signaalwoorden geven dit verband aan?
Wij hebben diverse sporten gedaan. Eerst hebben we gevoetbald, daarna gevolleybald en tot slot gebasketbald.

Slide 14 - Open vraag

3. Welk zinsverband herken je in de volgende zin en welk signaalwoord hoort daarbij?

Wij hadden betere dingen te doen, zoals een potje FIFA.

Slide 15 - Open vraag

10. Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband MIDDEL-DOEL?
A
zoals
B
om
C
zo
D
omdat

Slide 16 - Quizvraag

13. Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband OPSOMMING?
A
nog
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 17 - Quizvraag

15. Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband CONCLUSIE?
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 18 - Quizvraag

Uitspraak - opsomming
Uitspraak - tegenstelling
Uitspraak - voorbeeld
niet alleen ... maar ook
bijvoorbeeld
daar staat tegenover
Maar
Ook
bovendien
daarentegen
Integendeel
Zoals

Slide 19 - Sleepvraag

Noteer de drie signaalwoorden die worden genoemd.

Slide 20 - Tekstslide

Noteer nu de tekstverbanden achter de signaalwoorden.

Slide 21 - Tekstslide

Tekstverband: VERGELIJKING
A
net als
B
kortom
C
als
D
waarmee

Slide 22 - Quizvraag

Tekstverband: SAMENVATTING
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom

Slide 23 - Quizvraag

Tekstverband: UITLEG OF TOELICHTING
A
zoals
B
samenvattend
C
met andere woorden
D
tenzij

Slide 24 - Quizvraag

Tekstverband: MIDDEL-DOEL
A
zoals
B
om
C
zo
D
omdat

Slide 25 - Quizvraag

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 26 - Quizvraag

Tekstverband: UITSPRAAK-VOORBEELD
A
samenvattend
B
echter
C
ter toelichting
D
zo

Slide 27 - Quizvraag

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 28 - Quizvraag

Tekstverband: OPSOMMING
A
nog
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 29 - Quizvraag

Tekstverband: VOORWAARDE
A
mits
B
waardoor
C
omdat
D
alles bij elkaar

Slide 30 - Quizvraag

Tekstverband: CONCLUSIE
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 31 - Quizvraag

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden maar, toch en echter?
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Samenvattend verband
D
Toelichtend verband

Slide 32 - Quizvraag

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden want en omdat?
A
Samenvattend verband
B
Voorwaardelijk verband
C
Toelichtend verband
D
Redengevend verband

Slide 33 - Quizvraag

Welk tekstverband zie je in deze zin?
Ik kreeg een hapje en een drankje.
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Vergelijkend
D
Oorzakelijk

Slide 34 - Quizvraag

In welke zin wijzen de signaalwoorden op een chronologisch verband?
A
Ik wil langskomen, maar ik heb helaas geen tijd.
B
Ik ga eerst sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik kom langs, omdat ik daar zin in heb.
D
Ik kom samen met mijn moeder op bezoek.

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Welk tekstverband zie je tussen de alinea's?

Slide 37 - Open vraag

Aan welke signaalwoorden zie je dat?

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Tekstslide

Opdracht kiezen in Op Niveau 
  • Tot het einde van de les mag je, in stilte, zelf kiezen welke opdrachten je gaat maken. Ben je klaar, maak dan een andere opdracht. 
  • Leerlingen met vragen over de lesstof mogen bij mij komen.

Opdrachtenboek Op Niveau vwo 3 kun je downloaden bij de les van vandaag () in SomToday.

  • Les 1: signaalwoorden. Bladzijde 35 t/m 39.
  • Les 1: zinsverbanden. Bladzijde 39 t/m 43 
  • Les 2: opbouw alinea en tekst; hoofdgedachte en verbindingsmanieren. Bladzijde 83 t/m 87

  • Les 3: tekstdoelen en tekstsoorten. Bladzijde 130 t/m 137.   
  • *Les 3: tekstdoelen en tekstsoorten. Cambiumned 


Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video