Medicijnen

                                 Medicijnen






                                                                                                                                  JG
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

                                 Medicijnen






                                                                                                                                  JG

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van medicijnen
  • Curatief/causaal (genezend/oorzakelijk)
  • Preventief/profylaxe (voorkomen)
  • Symptoom bestrijden
  • Aanvullen van tekorten
  • Diagnostiek (diagnose stellen)
  • Placebo (bij onderzoek naar medicatie)

Slide 2 - Tekstslide

Preventief/profylactisch = voorkomen van een ziekte (bijv. vaccinatie of middelen tegen wagenziekte)

curatief /causaal= bestrijden van de oorzaak dus behandeling (antibiotica keelontsteking)

symptomatisch= symptomen aanpakken bijv. ontstekingsremmende pijnstilling 

substitutie = aanvullen van tekorten (bijv. testosteron of insuline)

diagnostisch= om een diagnose te kunnen stellen bijv. radio actieve vloeistof bij een pet scan





Wat check je bij het geven van medicatie?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitzetten van medicatie
Een bevoegde (leerling) verpleegkundige/ verzorgende-IG mag medicatie delen
  1. Je zet medicatie uit op de momenten dat er medicatie moet worden gegeven
  2. Je zet medicatie uit voor 24 uur
  3. Je zet medicatie uit voor een week ( bv in de thuiszorg)
  4. Een baxter systeem
Let op bij punt 4  dat er tijdelijke of zo-nodige medicatie kan worden gegeven; bv. antibiotica of een slaaptablet/ pijnmedicatie


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Juiste tijd
Juiste persoon
Juiste medicijn
Juiste dosering
Juiste toedieningswijze
Juiste rapportage
6

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onduidelijkheid of medicijnen ingenomen zijn
2 opties
- toedienlijst is niet afgetekend, baxter is wel leeg.
- medicatie zit nog in baxter, toedienlijst is wel afgetekend.

Wat doe je?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vormen van medicijnen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Tabletten, dragees en capsules kunnen zo gemaakt zijn dat de werkzame stof niet in de maag, maar pas in de dunne darm vrijkomt. Hierdoor kan het maagzuur het medicijn niet aantasten.
Deze medicijnen mogen nooit gekauwd, gebroken of gemalen worden.

Zetpillen bestaan uit een gemakkelijk smeltende stof waarin de geneesmiddelen zijn verwerkt. Het geneesmiddel wordt via de slijmvlieswand van de darmen snel in het bloed opgenomen.


Toedieningswegen
  • enteraal = via het maag-/darmstelsel  v.b. tablet, zetpil, via sonde
                      is systemisch, d.w.z. wordt via de bloedsomloop door het                            lichaam (systeem) verspreid

  • parenteraal = buiten het maag-/darmstelsel 
                           Is systemisch maar ook lokaal.
                           Lokaal wordt gegeven wanneer het middel goed toe te                               dienen is op de gewenste plek vanaf buiten het lichaam                             denk b.v. aan pleister of inhalaties



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naamgeving medicatie
  • Chemische naam = nauwkeurige beschrijving van de atomen die de stof bevat 
     (Para-acetylaminofenol) 

  • Stofnaam of generieke naam = beschrijving van de stof(fen) die in het medicijn zitten (paracetamol) onder deze naam herkennen wij vaak de werking van het medicijn

  • Merknaam = fantasienaam verzonnen 
     door fabrikant

Slide 10 - Tekstslide

® betekent
dat het een geregistreerd handelsmerk is en dat
niemand anders die naam mag gebruiken
chemische naam/werking   generieke naam           merknaam
Benzodiazepine      diazepam          valium

cumarineproduct        acenocoumarol      sintrom

bacteriedodend antibioticum   flucloxacilline   floxapen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toedieningswegen
  • Oraal 
  • Rectaal
  • Sublinguaal
  • Injectie (subcutaan,intraveneus,   intramusculair, intra-articulair,   intra cardiaal, intralumbaal ( in ruggemergkanaal)en  epiduraal In de epidurale ruimte)
  • Pulmonaal [inhalatie]
  • Transdermaal
-vaginaal


Slide 12 - Tekstslide

oraal = via de mond 

rectaal = via de anus

sublinguaal = onder de tong (hartproblemen, epilepsie)

transdermaal = via pleister (lokale toediening maar soms systemische werking denk maar aan nicotine pleister)

inhalatie = tracheaal via luchtpijp of nasaal via neus (astma) soms lokaal soms systematisch

vaginaal = via de vagina (anti schimmel)




Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Epidurale ruimte
De epidurale ruimte in de wervelkolom is een anatomische ruimte die de buitenste laag van het ruggenmergkanaal vormt. De epidurale ruimte ligt buiten het harde hersenvlies en bevat bij mensen onder andere lymfevaten, zenuwwortels, verbindend weefsel, vetweefsel en kleine bloedvaten.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie die oraal of rectaal wordt ingenomen noemen we een ....... toediening
A
Enterale
B
Parenterale
C
Pulmonaal
D
Transdermaal

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

sublinguaal is .... medicatie
A
onder de huid
B
onder de tong
C
intraveneus
D
vaginaal

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Risico's medicijngebruik
  • Bijwerkingen
  • Cumulatie 
  • Interactie
  • Verslaving
  • Gewenning/tolerantie

Slide 17 - Tekstslide

Bijwerkingen:
Niet gewenste en schadelijke effecten van een geneesmiddel
waarvan de gebruikelijke dosering is gegeven

Cumulatie: Wanneer het middel te vaak
wordt gegeven is de vorige
dosis nog niet voldoende
uitgescheiden en stijgt de
plasmaconcentratie
vootdurend. Dan ontstaat
ophoping of cumulatie van
het geneesmiddel tot
toxische of zelfs lethale
dosis

interactie:
Een wisselwerking tussen medicijnen die tot verandering in de werking en bijwerkingen kunnen leiden

gewenning: Je lichaam went aan het medicijn en je hebt een steeds hogere dosis nodig om hetzelfde effect te ervaren.


Opdracht medicatietraining:
Zoek van de volgende  8 medicatiegroepen 1 geneesmiddel op
Werk deze uit: bijwerkingen, chemische naam, bij welke aandoeningen ze voorgeschreven worden en de interactie bij andere medicatie

  1. - calcium-regulerende middelen 
  2. - corticosteroïden (= 'hormonen') 
  3. - hart- en vaatmiddelen
  4.  KNO-middelen (keel, neus, oor) 
  5. - pijnstillers(= analgetica)
  6. - plasmiddelen (= diuretica)
  7. - psychofarmaca
  8. - spijsverteringskanaal-middelen

Succes!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Contra-indicatie
  • Een reden om het medicijn NIET te gebruiken omdat het medicijn een aandoening of ziekte verergert.

  • absoluut = absoluut niet geven

  • relatief = oppassen bij het geven

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatieproces
  1. Voorschrijven medicatie door arts op recept (3 maanden geldig)
  2. Klaarmaken en afleveren medicatie door apotheek
  3. afspraken maken met de cliënt over verantwoording
  4. uitzetten van medicatie
  5. aanreiken van medicatie
  6. inname van medicatie door cliënt
  7. registreren en aftekenen van medicatie
  8. Signaleren en rapporteren van (bij)werkingen
  9. Evaluatie van de behandeling
  10. overdracht van medicatie bij verhuizing van de cliënt

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewaren van medicatie

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijsluiter
  • Samenstelling
  • Indicatie: waar wordt het middel voor gegeven?
  • Werking
  • Dosering 
  • Bijwerkingen
  • Gebruik tijdens zwangerschap
  • Wijze van inname
  • Waarschuwingen 
  • Werkzame stof en hulp/vulstoffen
Alles moet benoemd worden op bijsluiter i.v.m.
overgevoeligheid

Slide 22 - Tekstslide

waarschuwingen
Met welke geneesmiddelen gaat het middel
niet goed samen
• Niet innemen met melk, grapefruitsap…

• Wanneer kun je het beter niet innemen
(contra-indicatie)

hulpzame stoffen of vulstoffen
bijvoorbeeld zetmeel
Dosering
  • Normdosering= standaarddosis/   gebruikelijk dosis bij volwassenen

  • Doseringsinterval= tijd die zit tussen inname van de verschillende doseringen van het geneesmiddel
    –> Instellen tot een evenwichtssituatie            “steady state”


Slide 23 - Tekstslide

Bij pijnmedicatie bouw je met de juiste dosering een goede concentratie aan pijnstilling op. De zogeheten 'spiegel'.

Extra aandacht is nodig bij oudere zorgvrager omdat:
  • Vaak minder goede nier- en leverfuncties
  •  Gebruiken vaak veel medicatie daardoor meer interactie
  • Meerdere aandoeningen, bijwerkingen kunnen worden gemaskeerd
  • Minder therapietrouw (geheugen problemen, gezichtsproblematiek, functionele problemen)
  • Bij bloeddruk verlagende medicatie meer kans op orthostatische hypotensie waardoor grotere valkans

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controleren van medicatie
Bijsluiter
Regel van 6

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips medicatieveiligheid
  • Voel je je bekwaam in voorbehouden en risicovolle handelingen?
  • Wees je bewust van de risico’s in het medicatieproces
  • Noteer afspraken over medicatie toedienen in het zorgplan
  • Als zorgmedewerker heb je een signalerende functie
  • Zorg voor een duidelijke toedienlijst en actueel medicatieoverzicht

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Let op dat de medicijnen goed bewaard worden
  • Zorg ervoor dat je ongestoord kunt werken met medicatie
  • Dubbele controle van risicovolle medicijnen is voor de veiligheid van de cliënt
  • Meld altijd medicatiefouten

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een contra-indicatie?

A
een reden om een medicijn te geven
B
een reden om het medicijn NIET te geven
C
verslaving
D
giftige hoeveelheid

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sommige medicijnen hebben een hardere laag (zgn, coating) waarom is dit?
A
Anders gaan ze kapot bij vallen
B
Medicijnen hebben een bittere smaak
C
Vond de fabrikant leuk
D
Zodat ze voorbij de maag worden opgenomen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt verstaan onder cumulatie van medicijnen?
A
te veel medicijnen
B
ophoping van medicijnen
C
afhankelijkheid
D
steeds meer nodig voor dezelfde werking

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke medicatiefouten worden er veel gemaakt?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Te laat gegeven
B
Verkeerde cliënt
C
Te hoge of lage doseringen
D
Verkeerde combinaties

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn bijwerkingen van medicijnen?
A
ophoping van medicijnen in het lichaam
B
de invloed van de medicijnen op elkaars werking
C
steeds meer nodig voor dezelfde werking
D
een ongewenste reactie bij een normaal gebruik

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een dragee is...
A
een zetpil
B
een tablet met een suikerlaagje
C
een soort injectie
D
een bruistablet

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dragee
Een dragee is een tablet met een hard laagje eromheen, waardoor het wat steviger wordt en ook gemakkelijker door de slokdarm glijdt. Soms zit er een zuurresistent laagje omheen zodat de dragee niet uit elkaar valt in de zure maaginhoud, maar pas in de dunne darm.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen met een verlengde werking hebben vaak 'retard' erachter staan
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat betekent het als er achter een medicijn MGA of MVA staat?

Slide 37 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Deze tabletten, waarbij retard Frans is voor vertraging, worden ook wel MGA (met gereguleerde afgifte) of MVA (met vertraagde afgifte) tabletten genoemd

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld van een symptoombestrijder is ......
A
Antibiotica
B
Hormonen
C
Pijnstiller
D
Maagmiddel

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je als eerste als er een medicatiefout is gemaakt?
A
Melden bij leidinggevende
B
MIC invullen
C
Huisarts/arts raadplegen
D
Onderzoeken waarom het fout gegaan is

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij over opiaten?

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

casus
Maak met een groepje de casus met opdrachten en presenteer dit aan de hand van de S-BARR!

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 44 - Video

Deze slide heeft geen instructies