Transmissies basis compleet.


A
1
B
2
C
1/2
D
3/4
1 / 27
volgende
Slide 1: Quizvraag
Intern Transport MBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les


A
1
B
2
C
1/2
D
3/4

Slide 1 - Quizvraag

Hoeveel omwentelingen maakt tandwiel 2
A
Meer als tandwiel 1
B
0,625
C
1,6 keer
D
Minder als tandwiel 1

Slide 2 - Quizvraag

Draait het rechter tandwiel meer of minder omwentelingen als het linker tandwiel.
A
Meer
B
Minder

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de juiste draairichting van tandwiel 2 en 3
A
beide linksom
B
beide rechtsom
C
2 linksom & 3 rechtsom
D
2 rechtsom & 3 linksom

Slide 4 - Quizvraag

In lagere versnellingen kun je ____1_____ koppel overbrengen om snel op te trekken, maar kun je _____2____ snelheid maken. In de hogere versnelling kun je ____3_____ koppel overbrengen, maar maak je wel veel snelheid.
A
1: een hoge 2: een hoge 3: hoog
B
1: een hoog 2: een lage 3: een laag
C
1: een laag 2: een hoge 3: een hoog
D
1: een lage 2: een lage 3: een laag

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noemen we de ingaande as van een versnellingsbak.
A
eerste as
B
koppeling as
C
Price as
D
versnellingsbak as

Slide 6 - Quizvraag

Waarom wordt dubbel clutchen toegepast.
A
Om tussengas te kunnen geven.
B
Het koppelingspedaal twee keer intrappen.
C
Om terug te kunnen schakelen.
D
Om de snelheid van de tandwielen zo dicht mogelijk bij elkaar te krijgen.

Slide 7 - Quizvraag

wat is dit voor een overbrenging
A
sliding mesh
B
constant mesh

Slide 8 - Quizvraag

Draaien de tandwielen bij een synchromesh constant in elkaar.
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Waar dient de synchromesh unit voor
A
dat tandwielen dezelfde snelheid maken
B
om tandwielen met elkaar te verbinden
C
om te versnellen
D
om te clutchen

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn baladeurassen.
A
De as waar de meenemer op zit.
B
Dat is de secundaire-as.
C
De as waar de schakelvork op vast zit.
D
Dat is de ingaande-as.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is dit voor een onderdeel.

Slide 12 - Open vraag

Wat is de functie van een koppeling.

Slide 13 - Open vraag

Benoem de onderdelen.

Slide 14 - Open vraag

Welk toerental is hoger.
A
De ingaande as van de versnellingsbak
B
De uitgaande as van de versnellingsbak

Slide 15 - Quizvraag

In een differentieel zit een kroonwiel, planeetwielen en zonnewielen.
Wat is het vierde onderdeel.

Slide 16 - Open vraag

Mag ik in de kruipversnelling zware werkzaamheden uitvoeren.
A
Nee
B
Ja
C
Ja, want je hebt dan een hoog koppel.
D
Nee, je hebt dan bijna geen trekkracht.

Slide 17 - Quizvraag

Wat doen de planeetwielen als het voertuig rechtuit rijdt.
A
Hebben dezelfde snelheid als het kroonwiel.
B
Draaien om hun as.
C
Staan stil.
D
Draaien mee met het differentieelhuis.

Slide 18 - Quizvraag

Hoe kan je voorkomen dat een wiel begint te slippen en geen tractie hebt.

Slide 19 - Open vraag

Het differentieel is
A
Een vertraging
B
Een versnelling

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het toerental van het linkerwiel t.o.v het kroonwiel als we het rechterwiel blokkeren.
A
Een keer zo snel
B
Een keer zo langzaam
C
sneller
D
Gelijke snelheid

Slide 21 - Quizvraag

Welke onderdelen zorgen ervoor dat de tandwielen dezelfde snelheid krijgen.
A
8 en 5
B
1 en 5
C
1 en 3
D
4 en 5

Slide 22 - Quizvraag

Waar dient de blokkeerinrichting voor op de baladeuras.
A
Zodat hij niet uit de versnelling valt.
B
Voor het blokkeren van de versnelling .
C
Zodat je niet twee versnellingen tegelijk kan schakelen.
D
Dat je niet kan schakelen zonder het bedienen van het koppelingspedaal.

Slide 23 - Quizvraag

Wat heb je hier voor nodig
A
Grote overbrengingsverhouding
B
Kleine overbrengingsverhouding

Slide 24 - Quizvraag

Wat meten we hier

Slide 25 - Open vraag

Hoe kan ik de synchroringen sneller laten slijten.

Slide 26 - Open vraag

Zit het differentieelhuis vast aan het kroonwiel.
A
Nee, het zit vast aan de zonnewielen
B
Ja, het zit vast aan het kroonwiel
C
Nee, het zit niet vast aan het kroonwiel.
D
Ja, het zit vast aan de planeetwielen

Slide 27 - Quizvraag