19.2 Democratisering

VERANDERING
19.2 Democratisering
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VERANDERING
19.2 Democratisering

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

DEMOCRATISERING
Het proces van verandering van de machts- en gezagsverhoudingen door een grotere inspraak en medezeggenschap van degenen met minder macht.

Slide 3 - Tekstslide

PROCES VAN DEMOCRATISERING
DOEL: Het verminderen van de afstand tussen de machthebbers en de minder machtigen in de samenleving.

Dit proces van democratisering past bij individualistische ideologie, waarbij onderlinge gelijkheid het leidende principe is met meer vrijheid ten opzichte van de staat als gevolg.

Belangrijke ontwikkeling:
1. de uitbouw geweest van de rechtsstaat
2. het ontstaan van de volksvertegenwoordiging

Slide 4 - Tekstslide

VOORBEELDEN
Referendum
Uitbreiding stemrecht
Meer sociale rechten voor personen (zoals de verlofregeling)

Uit je antwoord moet blijken dat:
  • Dat er een verandering is van de machtspositie van groepen
  • Dat die verandering inhoudt dat ze meer rechten OF macht krijgen
  • EVT ... dat dit komt doordat groepen meer macht kregen door meer inspraak en/of zeggenschap

Slide 5 - Tekstslide

OEFENEN
Tabel 2 kun je in verband brengen met verschillende maatschappelijke vraagstukken. Deze vraagstukken kunnen met behulp van de hoofd- en kernconcepten van maatschappijwetenschappen beschreven worden. 

Leg uit dat in de tabel een verandervraagstuk 
te herkennen is. Gebruik in je uitleg:
- een kernconcept bij het hoofdconcept 
verandering. 

Slide 6 - Tekstslide

ANTWOORD
In de tabel is een verandervraagstuk te herkennen, omdat ...

Slide 7 - Tekstslide

ANTWOORD
In de tabel is een verandervraagstuk te herkennen, omdat sinds 1977 het aandeel vrouwen in het parlement sterk is gestegen. Deze ontwikkeling is te beschouwen als een voorbeeld van het democratiseringsproces. Er is sprake van een verschuiving van macht van weinig mensen (vooral mannen) naar steeds meer mensen (vrouwen) / een toename van de deelname van vrouwen aan de besluitvorming.

Slide 8 - Tekstslide

DIRECTE EN INDIRECTE DEMOCRATIE
Directe democratie
  • Iedereen mag over alles meepraten en meebeslissen.

Indirecte (representatieve) democratie
  • Democratie waarin gekozen vertegenwoordigers de beslissingen nemen.

Slide 9 - Tekstslide

REFERENDUM (= volksraadpleging)

Voordelen
  • Vormen aanvulling op representatieve democratie, waardoor er meer binding ontstaat tussen kiezer en politiek. 
  • Kiezer neemt actief deel aan het publieke debat door zelf een oordeel te vellen.


Nadelen
  • Past niet binnen de representatieve democratie, met als gevolg andere belangenafwegingen.
  • Samenhang wetsvoorstellen kan in gevaar worden gebracht.
  • Burgers hebben niet de tijd en middelen voor een zorgvuldige afweging.
  • Simplificatie van wetsvoorstellen.
  • Nee stemmers zijn gemotiveerder om te gaan stemmen bij een referendum.
  • Een tegenstem levert geen alternatieve oplossing op.


Slide 10 - Tekstslide

Ben jij voor of tegen een referendum?
A
Voor
B
Tegen
C
Weet niet

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

ACTIEF & PASSIEF KIESRECHT
Actief kiesrecht = Het recht om te mogen stemmen.

Passief kiesrecht = Het recht om jezelf verkiesbaar te stellen.

Slide 13 - Tekstslide

Welke soort democratie?
A
Directe democratie
B
Indirecte democratie

Slide 14 - Quizvraag

In Nederland hebben we te maken met een ...
A
Representatieve democratie
B
direct democratie
C
parlementaire monocratie
D
partij democratie

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord(en) past bij democratie?
A
Vrijheid
B
Kapitalisme
C
Communisme
D
Onderdrukking

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een referendum?
A
Een volksvergadering
B
Een verkiezing
C
Een volksstemming (via de stembus)
D
Een volkstelling

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video