Paragraaf 7.3 & 7.4

Hoofdstuk 7
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie en OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk vorige les

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 19: In de Europese Unie wonen 450 miljoen mensen.

Reken uit hoeveel procent van de EU in Nederland woont

Antwoord
100/450 x 17    = 3,8%

Slide 3 - Tekstslide

Welke van de grootste landen hebben samen ruim 50% van alle inwoners?













Antwoord
De helft is 225 miljoen.
Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje.
Samen (80,7 + 66,7 + 61,9 + 48,5) × 1 miljoen = 257,8 miljoen inwoners.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  • kun je de kenmerken van een ontwikkelingsland noemen.
  • weet je hoe je de welvaart van landen kunt vergelijken.
  • kun je het inkomen per hoofd van de bevolking berekenen.
  • kun je uitleggen wat een vicieuze cirkel is.
  • Wat ontwikkelingssamenwerking is
  • Wat het verschil is tussen noodhulp en structurele hulp
  • Hoe fairtrade de mensen in ontwikkelingslanden helpt

Slide 5 - Tekstslide

Omschrijf, wat is een ontwikkelingsland?

Slide 6 - Open vraag

Arme landen
  • veel armoede
  • slechte gezondheidszorg
  • slechte hygiëne
  • veel werkeloosheid
  • etc.

Slide 7 - Tekstslide

Noem 3 kenmerken van een ontwikkelingsland.

Slide 8 - Open vraag

Wat is GEEN kenmerk van een ontwikkelingsland?
A
slechte infrastructuur
B
monocultuur
C
snelle bevolkingsgroei
D
weinig analfabetisme

Slide 9 - Quizvraag

Welvaart
inkomen per hoofd van de bevolking

nationaal inkomen: aantal inw. = ink. per hoofd vd bevolking

Slide 10 - Tekstslide

Een land heeft een nationaal inkomen van 456 miljard. Er wonen 63 miljoen inwoners. Wat is het inkomen per hoofd van de bevolking?

Slide 11 - Open vraag

Problemen blijven
de vicieuze cirkel

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Opdracht 37
1 laag inkomen
weinig investeren in landbouw-machines
lage productie-opbrengst
weinig sparen

Slide 15 - Sleepvraag

Heeft een vicieuze cirkel een einde?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

0

Slide 17 - Video

Hoe kunnen we hier helpen??

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Meteen helpen of even wachten? Bedenk voor elke uitleg een reden

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Vraag:
Meteen geld sturen of mee gaan helpen met betere 
oogsttechnieken

Slide 22 - Tekstslide

Antwoord:
Het laatste:  Dit noem je structurele hulp en dat is over een langere tijd uitgespreid.

Slide 23 - Tekstslide

Noodhulp is ....
A
voor korte tijd.
B
voor langere tijd.

Slide 24 - Quizvraag

Bij noodhulp leg je bij voorbeeld een waterput aan.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Hulp die een blijvende oplossing biedt voor een ontwikkelingsland heet
A
gebonden hulp
B
structurele hulp
C
noodhulp
D
bijzondere hulp

Slide 26 - Quizvraag

Eerlijke handel
Fairtrade staat voor eerlijke handel. Dit betekent dat fairtrade producten zijn gemaakt onder goede omstandigheden, voor een eerlijk loon. 
WTO staat voor world trade organisation. De WTO bekijkt of men zich aan de gemaakte afspraken houdt.

Slide 27 - Tekstslide

0

Slide 28 - Video

Vraag 54
Als jij fairtrade producten koopt, krijgen boeren en andere producenten in ontwikkelingslanden een betere prijs voor hun producten.

Slide 29 - Tekstslide

Vraag 56
a De linker reep (zie het Fairtrade keurmerk).
b 1 kilo = 1000 gram.
  € 1,29 ÷ 80 × 1.000 = € 16,13 per kilo.
c Omdat je mensen in ontwikkelingslanden wilt steunen.

Slide 30 - Tekstslide

Vraag 57
a Een kindslaaf moet werken zonder loon te verdienen.
b Bij kinderarbeid werk je om geld te verdienen voor het gezin waartoe je behoort.
  
Bij kinderslavernij heb je geen keuze hoe je wilt leven.

Slide 31 - Tekstslide

Samenvatting 

Slide 32 - Tekstslide