Test Yourself

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 3

Test Yourself

Theme four, page 23 of your workbook

Goals

-Ik kan de woorden who, that, which en whose correct gebruiken om een betrekkelijke bijzin te maken.

 

Ik weet wanneer ik de present simple en wanneer ik de present continuous moet gebruiken.

Ik kan Engelse bezittelijke voornaamwoorden correct gebruiken in een zin.

that, who which of whos?
The teacher, ... is always working, is realy nice

Can you call me back later? I ... (to have) dinner right now.

Whose jacket is this? Is it ...?

1. your
2. yours

Time to move...

Individual work

Make the Test Yourself and check your work

Questions, look up in the book, ask your neighbour, raise your hand.

Done? Extra practice online or study for the test.

that, who which of whos?
That ring, ... is really expensive, looks great!

She ... (to chew) gum all the time. It's so annoying

My dog is way cooler than ... .

1. your
2. yours

Goals

-Ik kan de woorden who, that, which en whose correct gebruiken om een betrekkelijke bijzin te maken.

 

Ik weet wanneer ik de present simple en wanneer ik de present continuous moet gebruiken.

Ik kan Engelse bezittelijke voornaamwoorden correct gebruiken in een zin.