Formatieve toets woordenschat 3gt 1 t/m 100

Formatieve toets deel 2: 


woord 1 t/m 250
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Formatieve toets deel 2: 


woord 1 t/m 250

Slide 1 - Tekstslide

Maak een zin met 'gebruikelijk'.

Slide 2 - Open vraag

Maak een zin met 'doordat'.

Slide 3 - Open vraag

Maak een zin met 'alsof'.

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent:
aanbevelen
A
met belangstelling
B
aanprijzen
C
met veel mensen
D
bewijzen

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent:
aanvankelijk
A
iets vangen
B
vinden zonder dat je er naar zoekt
C
eerst, in het begin
D
beginnen

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent:
afwisselen
A
apart
B
van tanden wisselen
C
steeds iets anders doen
D
veranderen

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent:
het belang
A
iets wat iemand belangrijk vindt
B
wat je nodig hebt
C
niet echt
D
zeker

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent:
beredeneren
A
eenvoudigweg
B
iets wat iemand belangrijk vindt
C
een naam of officiële functie geven
D
argumenten, of redenen geven

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent:
bovenstaand
A
uit de hoogte
B
op de eerste plaats
C
wat hierboven staat
D
titel

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent:
dankzij
A
dankjewel
B
door toedoen van
C
iemand niet vergeten
D
te wijten

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent:
datgene
A
dat; ter aanduiding van wat erna wordt beschreven
B
de bedoeling; wat je wilt bereiken
C
iets wat je goed kunt gebruiken
D
diegene om wie het gaat

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent:
doelstelling
A
wat je wilt bereiken
B
goal
C
bezig blijven
D
hulpmiddel

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent:
evenals
A
2, 4, 6, 8, 10, 12
B
ook; net als
C
mogelijk
D
nog een keer

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent:
garanderen
A
gebeuren
B
gebruiken
C
beloven
D
bereiken

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent:
hoewel

Slide 16 - Open vraag

Wat betekent:
gedurende

Slide 17 - Open vraag

Wat betekent:
duidelijk maken

Slide 18 - Open vraag

Wat betekent centraal?

Slide 19 - Open vraag

Wat betekent:
afzonderlijk

Slide 20 - Open vraag

Wat betekent:
inmiddels

Slide 21 - Open vraag

Maak een zin met 'letterlijk'.

Slide 22 - Open vraag