Herhaling set politiek

POLITIEK


SET voorbereiding 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

POLITIEK


SET voorbereiding 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Regering: Koning + ministers

Kabinet: ministers + staatssecretarissen

En het parlement..?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Het parlement bestaat uit twee Kamers. 

Tweede Kamer
Heeft 150 leden en behandelt alle wetsvoorstellen (maken, aanpassen, stemmen).

Eerste Kamer
Heeft 75 leden, geen full-time baan, mogen alleen stemmen over een voorstel.
Het parlement

Slide 4 - Tekstslide



Alle parlementsleden horen bij een fractie, dit bestaat uit een of meerdere personen van een politieke partij in de volksvertegenwoordiging.

Deze fracties vindt je ook in de gemeente en de provincie

Een fractie wordt geleid door de fractievoorzitter: de belangrijkste woordvoerder van de fractie.
Fractie(voorzitters)

Slide 5 - Tekstslide

De regering en het kabinet
De regering (zie foto)
Ministers en Koning

Het kabinet
Ministers en staatssecretarissen (een soort onderminister die een deel van het beleid van de minister regelt)

Slide 6 - Tekstslide

Hoe wordt een nieuw kabinet gevormd?

De burgers kiezen de 150 leden van de Tweede Kamer (TK).

1. Na de verkiezingen wordt er een informateur benoemd door de Tweede Kamer. De informateur kijkt welke partijen met elkaar kunnen en willen samenwerken (om een meerderheid te halen in de TK.

2. Als bekend is welke partijen met elkaar gaan samenwerken, wordt er een regeerakkoord opgesteld. Hierin staan de plannen voor het regeringsbeleid voor de aankomende 4 jaar.

3. De Tweede Kamer benoemd nu een formateur. Dat is meestal de leider van de grootste partij in het nieuwe kabinet. De formateur kiest de ministers en staatssecretarissen. De formateur wordt meestal de minister-president, ook wel premier genoemd.

4. De koning benoemd het nieuwe kabinet.


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Coalitiepartijen
De partijen die samenwerken in de regering noemen we coalitiepartijen (of regeringspartijen). Coalitiepartijen sluiten veel compromissen (= afspraken waarbij alle partijen een beetje toegeven) zodat ze samen kunnen werken. 
Op dit moment zijn VVD, CDA, D66 en ChristenUnie de coalitiepartijen.
Oppositiepartijen
De overige partijen die in de Eerste en Tweede Kamer zitten noemen we de oppositiepartijen. 
Welke partijen zijn dit?

Slide 9 - Tekstslide

Taken van de regering
De regering (ministers) hebben een aantal taken:
- Bedenken van wetsvoorstellen
- Uitvoeren van nieuwe wetten
- Jaarlijks opstellen van de rijksbegroting en deze op Prinsjesdag aanbieden aan het parlement.

Slide 10 - Tekstslide

De Koning
 De koning heeft als staatshoofd een aantal belangrijke taken: 

- Het plaatsen van een handtekening onder nieuwe wetten. 
- Benoemen van nieuwe ministers en burgemeesters.
- Het overleggen met de minister-president over het kabinetsbeleid. 
- Vertegenwoordigen van Nederland in het buitenland.
- De troonrede voorlezen op Prinsjesdag.


Slide 11 - Tekstslide

Monarchie
Nederland is een constitutionele monarchie:  een koninkrijk met een grondwet waar het staatshoofd zich aan moet houden. 

Ministeriële verantwoordelijkheid: kabinet is verantwoordelijk voor het bestuur van het land + wat de koning zegt en doet. 
Taken van de koning: 
  1. Symbolische functie handtekening plaatsen onder alle wetten.
  2. Ceremoniële functie troonrede voorlezen op prinsjesdag. 
  3. Representatieve functie Nederland vertegenwoordigen in het buitenland. 

Slide 12 - Tekstslide

Prinsjesdag
Op de derde dinsdag van september is het Prinsjesdag. De koning leest dan de troonrede voor. De troonrede wordt geschreven door de ministers. In de troonrede staan de plannen voor het komende jaar.
Ook wordt op Prinsjesdag de miljoenennota gepresenteerd door de minister van Financiën. De miljoenennota is een overzicht van de belangrijkste inkomsten en uitgaven van het komende jaar. 

Slide 13 - Tekstslide

Het Parlement
Het parlement bestaat uit de Eerste Kamer (75 zetels) en Tweede Kamer (150 zetels). 
De mensen in het parlement noemen we volksvertegenwoordigers
= personen gekozen door de bevolking van een land, die over wetten stemmen
Als je in de Tweede Kamer of Eerste Kamer zit, wordt je Kamerlid genoemd.  Ieder Kamerlid heeft een eigen specialisme (milieu, onderwijs en financiën). 
Andere woorden voor het parlement zijn volksvertegenwoordiging en Staten-Generaal.

Partijen in de Kamer noemen we fracties: een groep volksvertegenwoordigers van dezelfde politieke partij


Slide 14 - Tekstslide

Eerste Kamer
75 leden
Deze 75 leden worden indirect gekozen. Dat betekent dat het volk niet zelf kiest wie er in de EK komt. Het volk kiest de Provinciale Staten en zij kiezen dan weer de leden van de EK.
Tweede Kamer
150 leden
Deze 150 leden worden direct door het volk gekozen bij de Tweede Kamerverkiezingen (in maart 2021)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wie zitten er in de Tweede Kamer?

  • Fracties = een groep personen van een politieke partij die in de Tweede Kamer zit

  • Regeringspartijen (coalitie) = deze partijen zitten ook in de regering

  • Oppositiepartijen = deze partijen zitten niet in de regering, wel in de Tweede Kamer

Slide 17 - Tekstslide

Hoofdtaken Tweede Kamer

  • Controleren van de regering (controlerende taak)

  • Maken van wetten (wetgevende taak)

Slide 18 - Tekstslide

Hoofdtaken 
Eerste Kamer

  • Controleren van de regering (controlerende taak)

  • nogmaals, vooral technisch, bekijken van een wetsvoorstel dat al door de Tweede Kamer is goedgekeurd)

Slide 19 - Tekstslide

Rechten bij de wetgevende taak:
- Stemrecht: Tweede en Eerste Kamer stemmen beiden over een wetsvoorstel, eerst moet de Tweede Kamer het goedkeuren, daarna de Eerste Kamer.

- Recht van amendement: Wanneer het Kabinet een wetsvoorstel maakt, kan de Tweede Kamer wetsvoorstellen veranderen. Mag alleen met meerderheid.

- Recht van initiatiefTweede Kamerleden mogen zelf wetsvoorstellen indienen.

LET OP: De Eerste Kamer heeft dus GEEN recht van amendement en GEEN recht van initiatief!

Slide 20 - Tekstslide

Rechten bij de controlerende taak
  • Vragenrecht: mondelinge of schriftelijke vragen stellen. 
  • Recht van interpellatie: soms is een vraag zo belangrijk dat de minister snel naar de Tweede Kamer moet komen voor een debat. 
  • Recht van motie: het parlement kan een verzoek doen bij een minister. Soms heeft de TK het vertrouwen in een minister verloren, dan kan er een motie van wantrouwen worden ingediend, steunt een meerderheid deze motie? Dan treedt de minister af.
  • Budgetrecht: de begroting van het land goedkeuren of afkeuren. Begroting is de verdeling van inkomsten en uitgaven van het land. 
  • Recht van enquête: als het onduidelijk is of een minister fouten heeft gemaakt, kan het parlement een onderzoek doen. Als daaruit blijkt dat de minister fouten heeft gemaakt, dan moet de minister aftreden. 

Slide 21 - Tekstslide

De 2 taken van het parlement 
  1. Medewetgever
  2. Controleren van het kabinet

Slide 22 - Tekstslide


Wetgevende taak

Slide 23 - Tekstslide


Stemrecht


Beide kamers mogen stemmen over ieder wetsvoorstel dat wordt gemaakt, zij kunnen een wetsvoorstel aannemen of afwijzen
Stemrecht

Slide 24 - Tekstslide


Tweede Kamerleden mogen zelf wetsvoorstellen indienen. 

Let op: dit doen ze niet zo vaak, er is veel kennis nodig voor het maken van een wetsvoorstel en... het is gigantisch veel werk! Ministers hebben ambtenaren of secretarissen, TK-leden niet! 
Recht van Initiatief

Slide 25 - Tekstslide


Tweede Kamerleden mogen wetsvoorstellen veranderen (wetswijziging). Stemt de meerderheid van de kamer hier mee in? Dan MOET de minister zich hier aan houden en de wet veranderen. 

Wil hij dat niet? Dan moet de wet ingetrokken worden of ontslag nemen. 
Recht van Amendement

Slide 26 - Tekstslide


Controlerende taak

Slide 27 - Tekstslide

Vragenrecht: ieder Kamerlid mag aan de minister of staatsecretaris mondelinge of schriftelijke vragen stellen. De M&S is verplicht om deze vragen binnen 3 weken te beantwoorden. 

Slide 28 - Tekstslide

Budgetrecht: de Eerste en de Tweede Kamer hebben het recht om de jaarlijkse begroting van de minister wel of niet goed te keuren. 

Slide 29 - Tekstslide


De manier waarop wetten en regels tot stand komen, noemen we politieke besluitvorming

Dit begint vaak met de wensen van burgers, of het ontstaan van een maatschappelijk probleem (wat de overheid moet oplossen). 

Het proces verloopt in 4 fases.
Besluitvormingsproces

Slide 30 - Tekstslide



Wens (van burgers) wordt een politiek probleem (agenda)


wethouders, ministers en ambtenaren bedenken oplossingen


Er wordt een 
besluit genomen.


Het uitvoeren van 
het besluit
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4
Politieke besluitvorming


Terugkoppeling

Slide 31 - Tekstslide

De politiek moet weten welke problemen, wensen en verlangens bij de mensen spelen

Een manier om hierachter te komen is het mobiliseren van de publieke opinie: zoveel mogelijk mensen op de hoogte brengen van een probleem (tv, radio, social media) 

Als dit vervolgens aandacht krijg van de politiek, komt het op de politieke agenda. Politici gaan dan debateren!
Fase 1: Van wens naar politieke agenda
Korter opgeschreven: door de media komt de overheid te weten welke problemen spelen in de samenleving en kunnen ze het bespreken.

Slide 32 - Tekstslide



Als er besloten is welk probleem opgelost moest worden, begint de beleidsvoorbereiding

Ministers, wethouders (en hun ambtenaren) bedenken samen maatregelen en wetsvoorstellen (=beleid) om het probleem aan te pakken! 
Fase 2: Het vinden van een oplossing
Korter opgeschreven: ministers bedenken wetsvoorstellen om het probleem op te lossen.

Slide 33 - Tekstslide

Is er een goed plan op tafel gekomen om het probleem aan te pakken? Dan gaat het plan (maatregel of wetsvoorstel) naar de Tweede Kamer / Gemeenteraad.
 
Hier debatteren de volksvertegenwoordigers en stemmen ze over het beleid. 
Fase 3: Het nemen van een besluit
Psst... van welk parlementair recht wordt hier gebruik gemaakt?
Korter opgeschreven: De Tweede Kamer discussieert en stemt over het wetsvoorstel.

Slide 34 - Tekstslide

Als het besluit genomen is, moet de minister of wethouder ervoor zorgen dat het wordt uitgevoerd! 

Iedereen die met de nieuwe wet te maken krijgt, moet hierover geïnformeerd worden 

Ook moet hij/zij controleren of het 
zoals plan verloopt! 
Fase 4: Uitvoeren van het besluit
Korter opgeschreven: de nieuwe wet wordt uitgevoerd,  het probleem wordt aangepakt.

Slide 35 - Tekstslide

Het proces eindigt niet bij fase 4. 

Er komen voortdurend reacties vanuit de samenleving op het beleid! 
Dit noemen we ook wel terugkoppeling. De ministers kijkt dan opnieuw naar de plannen. 

Het gaat dus steeds opnieuw!
Terugkoppeling

Slide 36 - Tekstslide


  • Stemmen op jouw voorkeur tijdens verkiezingen

  • Politici bellen of mailen (spreekuren) 

  • Inschakelen van de media (groter bereik)

  • Actievoeren (demonstreren)

  • Politieke partij oprichten (meepraten over standpunt)

  • Handtekeningactie (petitie)
  • Burgerinitiatief indienen (40.000 handtekening)
Invloed van burgers (1)

Slide 37 - Tekstslide


  • Referendum (volksstemming) 

  • Klacht indienen bij de overheid 

  • Ombudsman (als overheid zich niet aan de afspraak houdt, kan je hier een klacht indienen!)

  • Rechter inschakelen

  • Spreekrecht gebruiken (tijdens vergaderingen overheid)

  • Lid van een pressiegroep (als groep sta je sterker)
Invloed van burgers (2)

Slide 38 - Tekstslide