4.3 Nieuwe steden gaan handeldrijven.



De Middeleeuwen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les



De Middeleeuwen

Slide 1 - Tekstslide

Hallo!
Vorige les hebben we het over de kruistochten gehad. Deze les gaat over de opkomst van nieuwe steden en het toenemen van de handel rond het jaar 1000. Tot die tijd waren de meeste mensen in Europa boeren.  Maar dit gaat veranderen. Waarom? Dat ga jij ontdekken!
Werk zorgvuldig door de powerpoint heen. Huiswerk staat weer aan het einde. Lever het bij je docent in voor vrijdag  18 uur. (10 april) Succes!

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen op welke manier steden in de Middeleeuwen ontstonden, en waarom die steden belangrijk waren voor de handel.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer met de Middeleeuwen?
  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

  • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode

  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500

Slide 4 - Tekstslide

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)

Slide 5 - Tekstslide

Late Middeleeuwen
  • Tijd van Steden en Staten (1000-1500)

  • Het is 'veiliger' en 'rustiger'
  • Er komt meer handel
  • Geld komt weer terug
  • Bevolking groeit
  • Er ontstaan steden
  • Macht van de steden neemt toe
  • De adel krijgt (soms) minder macht
Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen

Slide 6 - Tekstslide

De Nederlanden in de middeleeuwen

  • Nederland als één land bestond nog niet in de Middeleeuwen

  • Er waren veel kleine gebieden, die bij elkaar 'De Nederlanden' heetten.

  • In die gebieden was een heer, edelman, (bijv. graaf of hertog) de baas

  • Hij maakte de wetten
De Nederlanden maakten deel uit van het Rooms-Duitse Rijk. De graven en hertogen in Nederland waren officieel leenmannen van de Duitse keizer, maar die had meestal niet meer veel macht over zijn leenmannen. In 1018 werden de legers van de Duitse keizer zelfs verslagen door te troepen van de graaf van Holland.

Slide 7 - Tekstslide


Verbeteringen in de landbouw
Rond het jaar 1000



  • IJzeren ploeg
  • Halsjuk (voor de ossen)
  • Gevolg: er ontstaan overschotten om mee te handelen.

Slide 8 - Tekstslide


Steeds meer handel
  • Verbeteringen in de landbouw leveren meer oogst op
  • Overschotten worden verkocht of geruild op markten 
  • Geld wordt steeds meer gebruikt als (handig) ruilmiddel
  • Einde aan de aanvallen van Vikingen in West-Europa: meer veiligheid
  • Handelaren komen daardoor in verschillende landen en nemen andere producten (wijn of zijde) mee.

Slide 9 - Tekstslide


Steden ontstaan
  • Handelaren komen vaak op dezelfde plek: om te overwinteren en hun spullen op te slaan.
  • Deze plekken liggen op een goede plek: kruispunten van wegen en/of rivieren, meestal in de buurt van een kasteel of klooster
  • Op deze plekken waren vaak al jaarmarkten
  • Langzaam ontstaan hieruit nederzettingen, die uitgroeien tot steden.

Slide 10 - Tekstslide


Blij met de stad!
  • Alle inwoners van een graafschap moesten gehoorzaam zijn aan de heer.
  • Ook de inwoners van steden, maar die wilden liever eigen baas zijn
  • De heer vond een machtige en rijke stad helemaal niet erg: al die rijkdom!
  • De inwoners van de stad en heer maken afspraken, vastgelegd in stadsrechten.
De stad Dordrecht kreeg in 1220 stadsrechten van graaf Willem I van Holland. Daarmee is het één van de oudste steden van Nederland

Slide 11 - Tekstslide


Stadsrechten
  • Een stad met stadsrechten mag een stadsmuur bouwen
  • De stad mag zelf rechtspreken, maar een ambtenaar (de schout) van de heer moet wel aanwezig zijn en een deel van de boetes is voor de heer

  • De inwoners van een stad waren vrije poorters (geen bezit van de heer)
  • In ruil voor deze rechten moet de stad belasting betalen

Slide 12 - Tekstslide


De Hanze
  • De meeste steden hadden een plein, waarop markten werden gehouden.
  • De belangrijkste markt was de jaarmarkt, die een paar weken duurde.
  • Veel handelaren reisden van jaarmarkt naar jaarmarkt.

  • Een groep steden in Europa werkte samen om meer handel te krijgen. 
  • Ze noemden hun vereniging de Hanze.
Dit is een plattegrond van Deventer, een van de Hanze-steden.

Slide 13 - Tekstslide

Kaart waarop alle Hanze-steden te zien zijn. De steden van de Hanze lagen vooral in Duitsland. Hier in Nederland waren onder andere de IJsselsteden Kampen, Zwolle en Deventer lid van de Hanze. 

Handelaren van Hanzesteden hadden allerlei voordeeltjes als ze handelden in elkaars steden. Ze betaalden bijvoorbeeld minder tol en belasting. 

Slide 14 - Tekstslide

Koggeschip
Het Koggeschip was een handelsschip en kon veel lading mee nemen. Dit was het belangrijkste schip dat de Hanzesteden gebruikten om over de Oostzee & de Noordzee te varen. Door de jaren heen hebben archeologen veel koggeschepen gevonden. 
Dankzij die vondsten hebben onderzoekers dit model kunnen maken.

Slide 15 - Tekstslide

Video
Canonclips: De Hanze

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen.

Slide 18 - Quizvraag

Steden ontstonden vaak op kruispunten van wegen of rivieren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Van wie kreeg een stad, stadsrechten?
A
Magistraat
B
Schout
C
Burgemeester
D
Heer

Slide 20 - Quizvraag

Stadsrechten: het recht van een stad op eigen winkels.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Waarom was een heer blij met de opkomst van de steden.
A
Hij hoefde zelf minder te doen in het bestuur.
B
De steden boden meer veiligheid.
C
Door belastingen kreeg hij meer inkomsten.
D
Hij kon op de markt zijn overschotten verkopen.

Slide 22 - Quizvraag

Hoe noem je de vrije inwoners van de stad?
A
Boeren
B
Handelaren
C
Burgers
D
Poorters

Slide 23 - Quizvraag

Waarom werd de Hanze opgericht?
A
Om handelsvoordelen te krijgen.
B
Om veilig te kunnen handelen.
C
Om steden machtiger te maken.
D
Om betere schepen te bouwen.

Slide 24 - Quizvraag

Wat was geen Hanze stad?
A
Zwolle
B
Deventer
C
Rotterdam
D
Kampen

Slide 25 - Quizvraag


Aan de slag:
Nadat je de powerpoint en paragraaf 4.3 hebt doorgelezen beantwoord je de volgende vragen in een verslag: 
1. De boeren kregen grotere oogsten. Waardoor kwam dat? 
2. En waarom was dit een oorzaak voor de opkomst van nieuwe steden?
3. Weet je nog meer oorzaken voor de opkomst van nieuwe steden?
Je verslag is minimaal een half a-4tje. Lever het in bij je docent in de elo.
Veel succes!
 

Slide 26 - Tekstslide