2.2 en 2.4 bevolking in beweging en ontwikkeling

2.2 en 2.4:bevolking in beweging en ontwikkeling
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.2 en 2.4:bevolking in beweging en ontwikkeling

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhaling 2.1
  • Uitleg 2.2 en 2.4+ filmpje
  •  Voor jezelf werken (start huiswerk)

Slide 2 - Tekstslide

Hoe meet je de regionale en ruimtelijke ongelijkheid?
A
BBP
B
BNP
C
BRP
D
HDI

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het verband tussen BNP/inwoner, urbanisatiegraad en urbanisatie tempo? (verwerk het centrum-periferie model in je antwoordt)

Slide 4 - Open vraag

Welke relatie bestaat er tussen SEZ (speciaal economische zones) en het BRP van India?

Slide 5 - Open vraag

Sociale bevolkingsgroei is
A
Emigratie - Immigratie
B
Immigratie - Emigratie
C
Emigratie + Immigratie
D
Immigratie + Emigratie

Slide 6 - Quizvraag

In Duitsland is er sprake van ontgroening. Wat is hiervoor GEEN oorzaak?
A
Het gebruik van de pil als geboortebeperkend middel.
B
Steeds meer vrouwen blijven kinderloos.
C
Veel stellen wachten lang voor ze aan kinderen beginnen.
D
De komst van grote aantallen vluchtelingen en gastarbeiders.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is GEEN oorzaak van vergrijzing
A
Babyboomgeneratie wordt 65+
B
Mensen krijgen minder kinderen
C
Toename van ziektekosten
D
Levensverwachting neemt toe

Slide 8 - Quizvraag

vergrijzing is....
A
toename van het aantal jongeren
B
afname van het aantal jongeren
C
toename van het aantal ouderen
D
afname van het aantal jongeren

Slide 9 - Quizvraag

Als de welvaart toeneemt, wordt het geboorteoverschot...?
A
groter
B
kleiner

Slide 10 - Quizvraag

Welke wijk heeft het grootste geboorteoverschot?
A
Leeburg
B
Kanaleneiland
C
Geboorteoverschot is bij beide even groot
D
Dat kun je in deze figuur niet zien

Slide 11 - Quizvraag

In deze leeftijdsdiagram zie je ontgroening
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

In 2012 was de bevolkingsdichtheid in Nederland 497.
Wat wordt bedoeld met bevolkingsdichtheid?
A
Het aantal woningen per hectare.
B
De manier waarop de bevolking verspreid is over Nederland.
C
Het aantal mensen dat gemiddeld op een km2 woont.
D
Het aantal mensen dat in Nederland woont x 1000.

Slide 13 - Quizvraag

Vandaag
  • Uitleg 2.2 en 2.4
  • Filmpje
  • Huiswerk maken

Slide 14 - Tekstslide

2.2 Migratie
  • De bevolking in NL kan groeien door:
- Natuurlijke bevolkingsgroei
- Sociale bevolkingsgroei (migratie)

  • Redenen om te verhuizen worden migratiemotieven genoemd:
  1. Aantrekkingsfactor: reden om in een gebied te vestigen, zoals werk. > Vestigingsoverschot, bijv. in grote steden.
  2. Afstotingsfactor: redenen om uit een gebied te vertrekken, zoals armoede. > Vertrekoverschot, bijv. op het platteland.

Slide 15 - Tekstslide

Aantrekkingsfactor
Afstotingsfactor
Nieuwe baan 
Betere school voor kinderen
Noord-Groningen aardbevings gebied
Spoorlijn langs je huis
De Randstad
Geen werk kunnen vinden

Slide 16 - Sleepvraag

Vergrijzing & verjonging
  • Jongeren trekken weg uit een bepaalde regio, bijvoorbeeld om te gaan studeren in een andere stad. Dit proces heet ontgroening.


  • Gevolg: aandeel ouderen in die regio neemt toe. Dit heet vergrijzing.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Wat is GEEN gevolg van de vergrijzing?
A
Het aantal voorzieningen in dorpen groeit
B
nieuwe markten zien kansen
C
jongeren vertrekken naar de steden
D
De AOW kost veel geld

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Vergrijzing = het percentage ouderen in de bevolking neemt toe.

Slide 21 - Tekstslide

Urbanisatie
  • Tot ongeveer 1960-1970 trokken mensen massaal naar de stad: urbanisatie.


  • In de steden was toen sprake van een vestigingsoverschot.
  • Op het platteland was er juist een vertrekoverschot.

Slide 22 - Tekstslide

Suburbanisatie
  • Na 1960 trok men naar plaatsen nabij de stad, zoals Helmond. Dit noemen we: suburbanisatie


  • Om welke redenen verhuisde men uit de stad?
  1. Rust en ruimte
  2. Schonere leefomgeving
  3. Voorzieningen van de stad in de buurt

Slide 23 - Tekstslide

Verstedelijking > urbanisatie

Slide 24 - Tekstslide

Vormen van migratie
  • Er zijn verschillende vormen van migratie:
  1. Binnenlandse migratie: binnen een land verhuizen.
  2. Buitenlandse migratie: van het ene land naar het andere land verhuizen. 

  • Drie soorten migranten:
  1. Arbeidsmigratie: mensen die verhuizen vanwege hun werk.
  2. Kenniswerker: iemand met een hoog opleidingsniveau die is geboren in een ander land dan waar hij of zij woonachtig is.
  3. Vluchteling: iemand die op de vlucht is voor oorlog of andere bedreigingen.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

3

Slide 35 - Video

02:18
Hoe zag het beeld van arm en rijk (centrum-periferie) er in 1960 uit?

Slide 36 - Woordweb

04:18
Hoe zag de verdeling van de wereldbevolking eruit in 2010?

Slide 37 - Woordweb

06:23
Wat is de relatie tussen het centrum-periferie model en de demografische transitie?

Slide 38 - Woordweb

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhaling 2.2 & 2.4
  • Uitleg 2.4 + filmpje
  • Voor jezelf werken (start huiswerk)
  • 2.2 opdracht 1, 2, 4, 6, 8
  • 2.4 opdracht 1, 3, 5, 6, 7

Slide 44 - Tekstslide