Theorie Hfst 4 Verkoop&handelt verkoop af 4.4 t/m 4.6

Hoofdstuk 4 De verkoop afhandeling
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
detailhandelMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 De verkoop afhandeling

Slide 1 - Tekstslide

4.4 Contact met de klant
Als je iets verkoopt in een winkel doe je dat onder bepaalde voorwaarden. De klant moet weten welke dit zijn. 
Er zijn voorwaardes over:
  •  prijs
  • betalingsmogelijkheden
  • ruilen/retouren

Slide 2 - Tekstslide

Contact in de winkel
Als je een klant in de aan de kassa helpt, houd dan rekening met het volgende:
  • begroet de klant
  • kijk de klant aan
  • houd de aandacht bij de klant
  • zeg de klant gedag
  • geef informatie over betaalwijzen/spaarsystemen
  • wijs de klant op garantie- en ruilsystemen
  • informeer de klant over online mogelijkheden om een artikel te kopen
  • in een supermarkt: vraag of de klant de bon wil

Slide 3 - Tekstslide

Waarom vraagt men in een supermarkt aan de klant of hij de bon wilt?

Slide 4 - Open vraag

Overige tips
  • doe er alles aan om een lange rij te voorkomen
  • blijf bij een lange rij, rustig en vriendelijk
  • gastvrijheid en klantvriendelijkheid wordt steeds belangrijker
  • wijs de klant op acties 
  • als een klant twijfelt, geef aan hoe lang hij kan ruilen

Slide 5 - Tekstslide

Je werkt bij de Kruidvat. Een klant wil 1 fles shampoo voor vet haar afrekenen. Deze shampoo is nu 1+1 gratis. Welke informatie geef jij aan de kassa?
A
Dat er nu een actie is 1+1
B
Ik vraag of ze heeft gezien dat deze shampoo voor vet haar is?
C
Ik zeg niks aan de kassa.
D
Ik vertel de klant hoe lang ze kan ruilen.

Slide 6 - Quizvraag

Een klant gaat een discussie aan over de prijs die de kassa aangeeft. Hij weet zeker dat het een euro goedkoper is. Wat doe jij?
A
Ik geef de klant gelijk ook al weet ik het niet.
B
Ik blijf rustig en probeer de discussie niet aan te gaan.
C
Ik ga een felle discussie aan met de klant want ik weet zeker dat ik gelijk heb
D
Ik roep de manager.

Slide 7 - Quizvraag

Computerkassa
Een scanner leest de barcode en de computer slaat de informatie op. 
Berekent ook de voorraad. 
Weet wanneer het druk is in de winkel. 
De verkoper meldt zich aan met een code of een pasje/sleutel.

Slide 8 - Tekstslide

Toch moet de verkoper aan het werk...
  • Controleer of de juiste prijs is aangeslagen
  • Roep de leidinggevende erbij bij afwijkingen of verdachte situaties
  • Neem waardebonnen in
  • Verwerk emballagebonnen
  • Pak indien nodig cadeau's in

Slide 9 - Tekstslide

Heel soms heeft een verkoper geen kassasysteem maar een simpel kistje met geld. Noem een voorbeeld van een verkoper die dit zou kunnen gebruiken.

Slide 10 - Open vraag

Mariam werkt achter de kassa. Haar dienst zit erop. Mo neemt haar kassa over. Mariam vergeet echter uit te loggen en Mo werkt op haar naam verder. Waarom is dat niet handig?

Slide 11 - Open vraag

Elektronische kassa 
Dit zijn nog eenvoudige kassa's. Deze kassa kan alleen:
optellen/aftrekken/vermeningvuldigen/delen/wisselgeld berekenen. 

Slide 12 - Tekstslide

Barcode
Wanneer een winkelier zijn voorraad wil bijhouden door middel van de kassa. Dan moet hij de barcodes scannen. 
De officiële naam voor barcode = EAN ( European Article Number)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

1
234 567
89012
8
Land van herkomst
Leverancier
artikelcode
controlegetal

Slide 15 - Sleepvraag

Point of sale
Een kassa die de voorraad bijhoudt (POS)
Voordeel = de winkelier weet precies wanneer hij nieuwe voorraden moet bestellen. 

Slide 16 - Tekstslide

PLU- code 
Sommige computerkassa's werken met PLU-codes. 
 PLU = Price look up
De caissière voert de cijfers in de kassa in en de computer zoekt de gegevens erbij. 
Soms staan de codes niet op het product maar moet de caissière ze uit het hoofd kennen.

Slide 17 - Tekstslide

Welke winkel werkt er denk je met PLU-codes?
A
Een slager
B
De mediamarkt
C
De Kruidvat
D
WE

Slide 18 - Quizvraag

Vragen maken
Maak vraag 9 t/m 16
Blz 130-131

Slide 19 - Tekstslide

Deel 2 Wat gaan we doen?
1.herhalen van lesstof
2. Blz. 116 t/m 128
3. Maken van de vragen 

Slide 20 - Tekstslide

Noem de werkzaamheden op die je doet om de kassa verkoopklaar te maken.

Slide 21 - Open vraag

Tot welk bedrag kun je contactloos betalen (let op is pas verhoogd!)
A
25
B
50
C
75
D
100

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een self-checkoutsysteem?

Slide 23 - Open vraag

Kan iedereen zomaar een creditkaart aanschaffen?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quizvraag

Noem voorbeelden van creditcards

Slide 25 - Woordweb

Wat is Paypal?
A
Een handige manier om online te betalen. Bovendien heb je aankoopbescherming.
B
Een soort kassasysteem
C
De nieuwste zelfscanner

Slide 26 - Quizvraag

Een PLU-code = een price look up code.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Voordelen zelfscankassa

Slide 28 - Woordweb

Nadelen zelfscankassa

Slide 29 - Woordweb

Chartaal geld
giraal geld

Slide 30 - Sleepvraag

Controleren vals geld
1. Voel: dik papier, je voelt de inkt, en sommige lijntjes/cijfers
2.Kijk: je ziet watermerk, veiligheidsdraad
3. Kantel: er komt een portret te voorschijn en een cijfer

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Retourpinnen
Als een klant een artikel terugbrengt, krijgt hij zijn geld teruggestort op de rekening. 

Slide 33 - Tekstslide

Manieren van betaling uitstellen
1. Betalen met creditcard
2. Betalen met klantenkaart
3. Koop op afbetaling
3. Huurkoop 

Slide 34 - Tekstslide

Credit card 
- Maximum besteedbaar bedrag afhankelijk van je inkomen
- Leent geld
Einde van maand terugbetalen
-Je kunt in termijnen betalen, je betaalt rente

Slide 35 - Tekstslide

Klantenkaart
- Kaart waar je op credit mee kan betalen.
- Je betaalt aan het einde van de maand

Slide 36 - Tekstslide

Voordelen voor de winkel om met een klantenkaart te werken
- De winkel kan zien wat de klant koopt
- Hij weet in welk filiaal de inkopen gedaan zijn
- Hij kan nagaan hoeveel geld zijn klant besteedt
- Hij kan nagaan hoe vaak een klant in de winkel komt.
- Hij doet aan klantenbinding. De klant komt sneller terug. 

Slide 37 - Tekstslide

Huurkoop
- Je wordt pas eigenaar als je alle termijnen betaald hebt. 
- Je betaalt rente omdat je geld leent. 

Slide 38 - Tekstslide

Koop op afbetaling
- De klant betaalt in termijnen. 
- Je betaalt rente.
- Je wordt geregistreerd bij BKR. En gaan na of je nog andere schulden hebt. 

Slide 39 - Tekstslide

BTW
BTW= belasting over de toegevoegde waarde
Tarieven: 
21% op alles behalve:
9% eten/boeken en diensten
0% export/zeevaart/visserij

Slide 40 - Tekstslide

factuur
klanten die iets kopen voor hun eigen bedrijf kunnen de btw verrekenen met de btw die ze ontvangen van hun klanten. Daarom willen ze vaak een aparte factuur. 

Slide 41 - Tekstslide

Vragen maken
Vraag 17 t/m 24 blz 131-132
Klaar? Maak een foto en stuur hem via whatsapp

Slide 42 - Tekstslide