De wielrenner is zes keer getekend: bij het begin van de beweging (0 s) en na 1, 2, 3, 4 en 5 seconden. Je kunt zien dat de tussenruimte iedere seconde groter wordt. Dat betekent dat de wielrenner steeds sneller beweegt. In dezelfde tijd (één seconde) legt hij een steeds grotere afstand af.