HAVO / VWO 2 het persoonlijk vnw als lijdend vw.

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Het persoonlijk vnw als lijdend vw.

Havo / vwo 2: TB page 48

Exemple:

Ik geef een cadeau.

Ik geef het.

Ken jij die voetballer?

Ik ken hem.

Lijdend voorwerp vinden:
wie of wat + ww + onderwerp (+ rest)

1. Hoe vind ik het lijdend voorwerp?

Wie/Wat + PV + onderwerp + (rest) 

Je vais regarder le film.

Wat ga je bekijken? --> le film

      

2. mannelijk, vrouwelijk of mv?

Is het lv -> mannelijk, vrouwelijk of mv?

Je vais regarder le film.  ->        mannelijk ->  le

Elle regarde la maison. ->          vrouwelijk -> la

Nous regardons les voitures -> meervoud -> les

LE / LA -> klinkerbotsing!! -> L'

      

3. Plaats:

Staat er een heel werkwoord in de zin? NEE

Je cherche les livres.

Nee?    -->   voor de persoonsvorm

Je les cherche.

      

3. Plaats:

Staat er een heel werkwoord (= infinitief) in de zin?   JA

Je vais regarder le film. 

Ja?   -->     voor het hele werkwoord (=infinitief) 

Je vais le regarder.

      

Wat is het lijdend vw in de zin?

"Je connais l'actrice."

1. Je
2. Je connais
3. actrice
4. l'actrice

Wat is het lijdend vw in de zin?

Nous écoutons la chanson.

1. nous écoutons
2. chanson
3. la chanson
4. nous

Wat is het lijdend vw in de zin?

Ils veulent regarder le film Lupin.

1. Lupin
2. le film Lupin
3. Ils veulent
4. regarder le film

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Tu as les billets?

1. tu
2. billets
3. les billets
4. les

Vervang het lijd. vw.

Tu as les billets?

1. le
2. la
3. les
4. l'

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Nous regardons le match de Fortuna.

1. le match de Fortuna
2. nous
3. le match
4. de Fortuna

Vervang het lijdend vw.

Nous regardons le match de Fortuna.

1. le
2. la
3. l'
4. les

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Il va rencontrer sa chanteuse préférée.

1. sa chanteuse
2. sa chanteuse préférée
3. sa
4. il

Vervang het lijdend vw.

Il va rencontrer sa chanteuse préférée.

1. le
2. la
3. l'
4. les

Geef antwoord op de vraag.

Vous aimez le film d'Omar Sy?

1. Oui, nous l'aimons.
2. Oui, nous aimons d'Omar Sy.
3. Oui, nous l'aimons le film.
4. Oui, vous l'aimez.

Geef antwoord op de vraag.

Lisa veut écouter les chansons R&B?

1. Oui, Lisa veut la écouter.
2. Oui, Lisa les veut écouter.
3. Oui, Lisa veut les écouter.
4. Oui, Lisa veut écouter les chansons.

Geef antwoord op de vraag. 

Les élèves aiment la comédie musicale?

ils

l'

Oui,

aiment

   Dit moet je weten na deze les!

   Dit moet je weten na deze les!