Klantcontact en verkoop introductie

• Bedrijfseconomie
• MBO
• Studiejaar 2

Klantcontact & verkoop

1. Kopen en verkopen

2. Wat is communicatie?

3. Communiceren met de klant

4. Het verkoopgesprek

5. Verkopen: wat en via welke wegen?

6. Omgaan met digitale systemen

7. De verkoop afhandelen

8. Service en contact

9. Helpen bij promotieactiviteiten

Inhoud keuzedeel

Wat is volgens jou
commercieel?

Commerciële vaardigheden 

1.  Je kunt je inleven in de klant. 
2. Je kunt klantengedrag typeren. 
3. Je durft op klanten af te stappen.
   
4. Je denkt en handelt klantgericht. 
5. Je kunt een verkoopgesprek voeren, waarbij je verkooptechnieken gebruikt.
   
6. Je kunt goed overtuigen.
   
7. Je kunt de kennis die je hebt over het bedrijf en over de producten en diensten die je verkoopt, goed overbrengen.

Elevator pitch

• Zorg dat je origineel bent, maar wel je zelf
• Bedenk een goede openingszin die blijft hangen
• Storytelling, wat is het probleem en wat is de oplossing? Of waarom is het product zo goed
• Nadenken over wat moet blijven hangen
• Denk na over je doelgroep
• Bedenk een krachtige afsluiting - call to action

Als medewerker moet je kostenbewust kunnen handelen. Wat wordt er onder kostenbewust handelen verstaan?

1. Vriendelijk zijn
2. Niet zo maar korting geven
3. Goede productkennis hebben
4. Schoonmaken

Welke uitspraak over commerciële eigenschappen is juist?

1.Het kunnen inspelen op de veranderingen in de markt wordt commercieel inzicht genoemd.
2.Het hebben van goede product- of dienstenkennis noem je vakkennis.
Welke uitspraak over commerciële eigenschappen is juist?

1. Beide uitspraken zijn juist
2. Uitspraak 1 is juist, uitspraak 2 is onjuist
3. Uitspraak 2 is juist, uitspraak 1 is onjuist
4. Beide uitspraken zijn onjuist

Is onderstaande uitspraak juist of onjuist?

Storytelling is een vorm van presenteren waarin mensen een verhaal vertellen over zichzelf of over een product.

1. Juist
2. Onjuist

Welke uitspraak is juist?

1. Door kort en bondig te spreken, houd je de aandacht van je gesprekspartner gemakkelijker vast.
2. Door snel te spreken geef je je gesprekspartner genoeg tijd om informatie te verwerken.

1. Beide uitspraken zijn juist
2. Uitspraak 1 is juist, uitspraak 2 is onjuist
3. Uitspraak 2 is juist, uitspraak 1 is onjuist
4. Beide uitspraken zijn onjuist

Op welke vragen geef je antwoord tijdens een goede elevator pitch waarbij je een product verkoopt?

Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

1. Wat voor product je verkoopt
2. Wat je hobby's zijn
3. Wat je favoriete eten is
4. Wat jouw vaardigheden zijn