24/25 week 7 B1D en B1C

Paul
Gérard
Marie
Luc
12
Sophie
8

Anja
Charlie
10
ÊTRE
AVOIR
- er
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Paul
Gérard
Marie
Luc
12
Sophie
8

Anja
Charlie
10
ÊTRE
AVOIR
- er

Slide 1 - Tekstslide

  • les devoirs
  • lire
  • écrire
Le but: à la fin de ce cours:
  • snap ik een tekst waarin een familie wordt beschreven
  • kan ik een foto beschrijven van mijn familie / vrienden

Slide 2 - Tekstslide

Les devoirs
leren: werkwoord -er blz 85
maken: 8b, 8c en 8d blz 85 en 86

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Werkwoorden -er

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Samen nakijken
8b - zin 4 en 5
8c - zin 5 en 6

Slide 6 - Tekstslide

je
tu
il, elle, on
vous
ils, elles
nous

Slide 7 - Tekstslide

Let op
In het Nederlands gebruiken we in het meervoud vaak het hele werkwoord

In het Frans is  dat niet zo
Nous avons en niet nous avoir
Nous sommes en niet nous être
Nous parlons en niet nous parler

Slide 8 - Tekstslide

Exercice 8b
1. je regarde
2. on termine
3. nous adorons
4. Romain prépare
5. Elles habitent
6. Tu travailles

Slide 9 - Tekstslide

Exercice 8c
1. Nous aimons
2. Je joue
3. Vous terminez
4. Tu habites
5. Louise et Hugo mangent
5. On regarde / nous regardons

Slide 10 - Tekstslide

Exercice 8d
onderwerp + werkwoordsvorm + rest van de zin

Slide 11 - Tekstslide

Les devoirs
Leren: apprendres 6 en 8
Maken: exercice 8e blz 86
(Werkwoorden être, avoir en regelmatige werkwoorden -er)

Slide 12 - Tekstslide

Les devoirs

Leren: apprendres 6 en 8
Maken: exercice 8e blz 86
(Werkwoorden être, avoir en regelmatige werkwoorden -er)

Slide 13 - Tekstslide

Exercice 8e blz 86
1.  je suis
2. nous avons / on a
3. as-tu / tu as
4. mon père est
5. les livres sont
6. vous avez / avez-vous
7. ils ont
8. tu es
Niet af: pak je agenda! Huiswerk morgen!

Slide 14 - Tekstslide

Brein - Boek - Buur - Baas
Mijn neef is erg aardig.
Hij is mijn beste vriend.



Hier een foto van mijn familie. We zijn met zijn vieren.
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Blz 66 - lire / écrire

Samen: Bekijk de foto - Ik lees de tekst voor

Daarna: een paar vragen of tekst begrepen is.

Slide 16 - Tekstslide

Des questions
De foto is gemaakt op het strand   vrai / faux
Ze zijn in Parijs  vrai / faux
Papa heeft een taart gemaakt vrai / faux
Het is de verjaardag van mijn moeder  vrai /faux
De 'ik' persoon staat zelf op de foto vrai /faux


Slide 17 - Tekstslide

Leestekst blz 66
lees de zinnen bij de foto
Maak exercice 26 a (en b)
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

exercice 26 a
1 + f
 2 + g
 3 + a
 4 + d
 5 + c
 6 + h
 7 + e
 8 + b
 9 de tafel + i

Slide 19 - Tekstslide

Exercice 26 b
1 fleurs
 2 le mari, drôle
 3 préparé, gâteau, bon
 4 la photo, rit

Slide 20 - Tekstslide

Je eigen foto beschrijven
Alleen? Samen met mij?

Ik leg eerst de opdracht uit. Daarna maken we twee groepen.

Slide 21 - Tekstslide

Foto beschrijven
- maak eerst een klad versie 
- maak in je hoofd lijnen naar alle personen op de foto en beschrijf wie het zijn
- noteer van minimaal 2 personen ook een bijzondere eigenschap (aardig, grappig, lievelings-...)

Tips:
- ongeveer 30 woorden
- gebruik de woorden en zinnen apprendre 8 en 9
- gebruik de woordenlijst achterin boek

Slide 22 - Tekstslide

Klaar: checklist

Zin: minimaal 3 woorden? onderwerp - werkwoord - rest zin

Vervoegingen: onderwerp en werkwoord, klopt het? 

Lidwoorden: (le, la, les) zoek op bij twijfel

Accenten: denk aan de uitspraak: é zoals één, è en ê zoals èlf.




Slide 23 - Tekstslide

Klaar?
Kies uit de volgende opdrachten:

- Lire extra - blz 73: ** oefeningen op blz 74
- avoir: exercice 8f blz 76
- bezittelijk vnw: exercice 16 g blz 77

Slide 24 - Tekstslide

Les devoirs
Herhalen grammatica:
werkwoorden être, avoir
bezittelijk vnw, 
regelmatige werkwoorden -er

Slide 25 - Tekstslide

Regelmatige - onregelmatige werkwoorden
ÊTRE
AVOIR
werkwoorden -er

Slide 26 - Tekstslide

je
tu
il, elle, on
vous
ils, elles
nous

Slide 27 - Tekstslide

  • vragen toetsweek?
  • écrire
  • Noël
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik een foto beschrijven van mijn familie / vrienden
  • weet ik meer over kerst in Frankrijk

Slide 28 - Tekstslide

Foto beschrijven
- maak eerst een klad versie 
- maak in je hoofd lijnen naar alle personen op de foto en beschrijf wie het zijn
- noteer van minimaal 2 personen ook een bijzondere eigenschap (aardig, grappig, lievelings-...)

Tips:
- ongeveer 30 woorden
- gebruik de woorden en zinnen apprendre 8 en 9
- gebruik de woordenlijst achterin boek

Slide 29 - Tekstslide

Klaar: checklist

Zin: minimaal 3 woorden? onderwerp - werkwoord - rest zin

Vervoegingen: onderwerp en werkwoord, klopt het? 

Lidwoorden: (le, la, les) zoek op bij twijfel

Accenten: denk aan de uitspraak: é zoals één, è en ê zoals èlf.




Slide 30 - Tekstslide

le foie gras
les huitres
Traditionele gerechten:

Slide 31 - Tekstslide

la dinde 
le marron

Slide 32 - Tekstslide

la dinde aux marrons

Slide 33 - Tekstslide

le 24 décembre: le Réveillon
Bûche de Noël

Slide 34 - Tekstslide

la bûche de Noël
Het is een eeuwenoude Franse traditie: bij kerstavond hoort een boomstammetje. Ooit een echt stuk hout dat langzaam moest opbranden in de haard om de familie van een goede oogst te verzekeren in het komende jaar. Hoe langer de boomstam bleef branden, hoe beter de volgende oogst zou uitpakken, zo was het bijgeloof. Later werd het een nagerecht dat de vorm van het blok hout imiteerde.

Bûche de Noël 2017 van het hotel Plaza-Athenée in Parijs (CC/Studio des Fleurs)

Slide 35 - Tekstslide

Wat is 'Kerst' in het Frans?
A
Christmas
B
fêtes
C
Noël
D
les jours fériés

Slide 36 - Quizvraag

Wat is 'kerstavond' (24 december)
in het Frans?
A
La veille de Noël
B
Le soir de Noël
C
La nuit de Noël
D
le réveillon de Noël

Slide 37 - Quizvraag

Franse kinderen geloven in de kerstman. Hoe heet hij in het Frans?
A
Babbo Natale
B
Saint Nicolas
C
Santa Claus
D
Père Noël

Slide 38 - Quizvraag

Hoe zeg je ‘Fijne Kerst’ in het Frans?
A
Bonne Christmas
B
Feliz Navidad
C
Merry Christmas
D
Joeux Noël

Slide 39 - Quizvraag

Welke dag wordt in Frankrijk kerst gevierd?
A
le vingt-quatre décembre
B
le vingt-cinq décembre
C
le vingt-six décembre
D
le cinq décembre

Slide 40 - Quizvraag

Op welke dag wordt
in Frankrijk
Noël NIET gevierd?
A
le vingt-quatre décembre
B
le vingt-cinq décembre
C
le vingt-six décembre

Slide 41 - Quizvraag

In Frankrijk eet men met kerst een 'bûche de Noël' als dessert. Wat is dat?
A
B
C
D

Slide 42 - Quizvraag

Qu'est ce que c'est: l'étoile
A
De figuurtjes
B
Het kerstdiner
C
De kribbe
D
De ster

Slide 43 - Quizvraag

Wat betekent:
la neige?
A
de sneeuw
B
de regen
C
de kerstboom
D
de kerstman

Slide 44 - Quizvraag

Welke letters ontbreken?
Jo..eux Noël
&
Bonne A..ée
A
j - n
B
y - n
C
y - nn
D
j - nn

Slide 45 - Quizvraag

Slide 46 - Video

Hoe heet dit nummer in
het Engels?
A
Long live the wind
B
Jingle Bells
C
Silent night
D
Last Christmas

Slide 47 - Quizvraag

Wat betekent de titel van het liedje: Vive le vent d'hiver?
A
Leve de winterwind
B
Leve het winterkind
C
Leve de rinkelende bellen
D
Leve de sneeuwpop

Slide 48 - Quizvraag