Om de persoonsvorm verleden tijd en het voltooid deelwoord goed te schrijven gebruik je
't-x kofschip.
werken - ik-vorm: werk - De k staat erin dus: +te(n)
hij werkte - jullie werkten - wij hebben gewerkt.
huilen - ik-vorm: huil - de l staat er niet in dus: +de(n)
het kind huilde - de mensen huilden - zij heeft gehuild