verslagen en je theorie koppelen aan praktijk

Verslaglegging
Deeltijd HBO SW
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verslaglegging
Deeltijd HBO SW

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
Leesbaarheid
Onderdelen verslaglegging
Koppelen aan praktijk

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met: de tekst heeft een zakelijke schrijfstijl en de juiste lengte?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoorbeeld:
Ik volg de les met aandacht.
i.p.v.
Ik heb de les met aandacht gevolgd.

Slide 8 - Tekstslide

Een veelvoorkomende fout is dat de werkwoordstijden in de tekst niet kloppen; de tegenwoordige tijd en verleden tijd worden door elkaar gebruikt. Je hebt dan niet duidelijk het perspectief van je tekst bepaald. Je bepaalt in de inleiding wat het moment ‘nu’ is. 

Actief schrijven - Je schrijft actief als je je zinnen zoveel mogelijk in de tegenwoordige tijd schrijft. Het voordeel hiervan is dat je de lezer direct betrekt bij je verslag. Als je veel hulpwerkwoorden gebruikt, maak je een zin minder concreet. Bijvoorbeeld:
  • Volgende week zou ik mijn praktijkopleider op kunnen bellen, om te vragen wanneer ik de opdracht kan herkansen.
Actieve vorm
  • Volgende week bel ik mijn praktijkopleider op en vraag wanneer ik de opdracht kan herkansen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

De tekstopbouw en de inhoud worden volgens een plan uitgewerkt. Dit noem je 'de structuur' van een tekst. Elke alinea in een tekst heeft hierdoor een functie. Voorbeelden van alinea-functies zijn: een onderwerp noemen en inleiden, een verklaring geven, een oorzaak noemen, voorbeelden geven.
Van alinea’s ‘stapel’ je het verslag. Het is belangrijk om een samenhang tussen de alinea’s aan te brengen. De samenhang tussen zinnen en alinea’s heet tekstverband.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Een alinea is de kleinste eenheid waarop je een tekst kunt structureren. Een verslag heeft ALTIJD alinea’s. Als je geen alinea’s in een verslag aanbrengt, dan is er niet doorheen te komen! 
Elk verslag heeft minimaal drie alinea's, bestaande uit: inleiding, kern en slot. Alinea’s moeten niet te kort of te lang zijn. Als richtlijn kun je aanhouden dat een alinea uit vier tot tien zinnen bestaat. 
Alineagrenzen geef je duidelijk zichtbaar aan. Dit doe je door een nieuwe alinea op een nieuwe regel te beginnen. Eventueel kun je een witregel toevoegen. Doe dit consequent, dus niet de ene keer wel een witregel toevoegen en de andere niet. 
In elke alinea staat een kernzin. Dit is de eerste, tweede of laatste zin van de alinea. De kernzin bevat de belangrijkste informatie van de alinea. In je verslag is de kernzin vaak de eerste zin en bevat zowel de vraag als het antwoord. In de rest van de alinea licht je dan de kernzin toe, of werk je deze uit.

Slide 13 - Tekstslide

Alinea's maken in Word

Bekijk het filmpje hiernaast
Er zijn veel filmpjes te vinden 
die hierover uitleg geven.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Opbouw van je verslag
Titelpagina/voorblad
Inhoudsopgave
Inleiding
Inhoudelijke hoofdstukken
Conclusies (en aanbevelingen)
Literatuurlijst

Slide 17 - Tekstslide

Inhoudsopgave
 Bij het gebruik van veel bijlages, is het aan te raden om een aparte inhoudsopgave voor de bijlages te maken. Word geeft de mogelijkheid tot automatische inhoudsopgave maken. Deze functie is dan ook sterk aan te raden.

Slide 18 - Tekstslide

De Inleiding
In de inleiding beschrijft men de aanleiding en het doel van het verslag. 
Het doel van een rapport is namelijk altijd het informeren van de lezer.
 De inleiding heeft altijd een vaste opbouw, en bestaat uit maximaal één pagina. 

Situatiebeschrijving
Doelstelling
Structuurbeschrijving

Slide 19 - Tekstslide

Inhoudelijke hoofdstukken
Aan te raden is om elk hoofdstuk een eigen inleiding te geven. Je geeft heel kort weer waar dit hoofdstuk over gaat. Eventueel kun je je hoofdstukken ook eindigen met een korte conclusie van dat hoofdstuk en een bruggetje naar het volgende hoofdstuk maken.

Slide 20 - Tekstslide

Literatuurlijst en bijlagen
Tot slot is het belangrijk om de gebruikte literatuur te noemen. Dit kunnen boeken zijn, maar ook websites. 

Bijlagen worden achter aan het rapport toegevoegd. Zorg er wel voor dat de bijlagen afzonderlijke te lezen zijn. Dit kan gedaan worden door een korte inleiding per bijlage te schrijven.

Slide 21 - Tekstslide

Praktijk en theorie verbinden

Slide 22 - Tekstslide

Benut meerdere bronnen
Het belangrijk dat verschillende bronnen worden benut en met evenveel waarde worden meegewogen. Daarmee borg je de 'stellingen en aannames' in je verslag.

Slide 23 - Tekstslide

Welke kant op?
Er wordt nog wel eens gedacht dat er vanuit de theorie naar de praktijk toegewerkt wordt en dat dit een logische ‘richting’ is waar kennis zich beweegt. Het belangrijk dat de kennis twee kanten op gaat. Dus neem je ervaring uit de praktijk en zoek hierbij theorie. En, pak theorie en bedenk voorbeelden uit je praktijk.

Slide 24 - Tekstslide

Praktijkervaring > theorie

Slide 25 - Tekstslide

Pas je kennis direct 
toe in je verslagen!

Succes!

Slide 26 - Tekstslide