- in een zin met twee persoonsvormen naast elkaar
Toen de bel ging, blafte de hond hard.
- tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord 'en')
Ik kocht nieuwe schoenen, een pet, een trui en drie paar sokken.
- voor voegwoorden, zoals: maar, nadat, omdat, terwijl, want en zodat
Ik wil graag naar Noorwegen op vakantie, omdat daar fjorden zijn.