Vragende voornaamwoorden
1. Weet je wat het zijn?
2. Welk kenmerk hebben ze?
What did you do this morning?
Where do you live?
How could you do that?
1. Woorden die vragen naar:
What, which, where, when, why, how, who.
2. Ze staan voor aan in de zin! Dus vóór het werkwoord.