Herhaling zinsdelen klas 1

Zinsdelen - Persoonsvorm
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik ben op kamp geweest.

  • De zin in een andere tijd te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
De pizzeria was niet dichtbij.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Zinsdelen - Persoonsvorm
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik ben op kamp geweest.

  • De zin in een andere tijd te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
De pizzeria was niet dichtbij.

Slide 1 - Tekstslide

Zinsdelen - onderwerp
  • Het onderwerp is de persoon die wat doet of is
  • Het onderwerp is te vinden door de volgende vraag te stellen: Wie (soms: Wat) + persoonsvorm?
  • Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

Slide 2 - Tekstslide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.
  • Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!

Ik heb veel te doen.
werkwoordelijk gezegde: heb te doen



Slide 3 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (lv)
  • Het lijdend voorwerp is een zinsdeel. 
  • Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets. 
  • Het is belangrijk dat je weet dat niet iedere zin een lijdend voorwerp heeft.
Lijdend voorwerp (lv)

Slide 4 - Tekstslide

Ik heb gisteren een mooie bos bloemen gekregen.
A
pv = heb
B
pv = ik
C
pv = gekregen
D
pv = een mooie bos bloemen

Slide 5 - Quizvraag

Ik heb gisteren een mooie bos bloemen gekregen.
A
ow = een mooie bos bloemen
B
ow = bloemen
C
ow = heb gekregen
D
ow = ik

Slide 6 - Quizvraag

Ik heb gisteren een mooie bos bloemen gekregen.
A
wg = heb
B
wg = heb gisteren gekregen
C
wg = gekregen
D
wg = heb gekregen

Slide 7 - Quizvraag

Ik heb gisteren een mooie bos bloemen gekregen.
A
lv = ik
B
lv = een mooie bos bloemen
C
lv = bloemen
D
lv = een mooie bos

Slide 8 - Quizvraag

Wie van jullie heeft zijn huiswerk gemaakt?
A
pv = van
B
pv = wie van jullie
C
pv = heeft
D
pv = gemaakt

Slide 9 - Quizvraag

Wie van jullie heeft zijn huiswerk gemaakt?
A
ow = wie van jullie
B
ow = jullie
C
ow = zijn huiswerk
D
ow = heeft gemaakt

Slide 10 - Quizvraag

Wie van jullie heeft zijn huiswerk gemaakt?
A
wg = gemaakt
B
wg = huiswerk
C
wg = heeft gemaakt
D
wg = wie van jullie

Slide 11 - Quizvraag

Wie van jullie heeft zijn huiswerk gemaakt?
A
lv = wie van jullie
B
lv = huiswerk
C
lv = heeft gemaakt
D
lv = zijn huiswerk

Slide 12 - Quizvraag