5.3 en 5.4 economie 3TL

H5.3 Actief op de arbeidsmarkt
Je leert:
  • Het begrip arbeidsmarkt uitleggen aan de hand van vragers naar en aanbieders van arbeid
  • Welke mensen er bij de beroepsbevolking horen
  • Het verschil tussen werken in de formele en de informele sector
Je oefent:
  • De Arbeidsparticipatie berekenen

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H5.3 Actief op de arbeidsmarkt
Je leert:
  • Het begrip arbeidsmarkt uitleggen aan de hand van vragers naar en aanbieders van arbeid
  • Welke mensen er bij de beroepsbevolking horen
  • Het verschil tussen werken in de formele en de informele sector
Je oefent:
  • De Arbeidsparticipatie berekenen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

In een land zijn veel verschillende plekken waar je kunt werken. Er zijn ook veel verschillende mensen, met ieder hun eigen talenten en interesses. De bedrijven en overheid vragen voortdurend om zich heen of er mensen bij hen willen werken. De verschillende mensen bieden aan om bij bedrijven of de overheid te werken.
Alle plekken waar je kunt werken en alle mensen die werk hebben of willen werken, noemen we de arbeidsmarkt. Op de arbeidsmarkt hebben we een vraagkant (de bedrijven vragen naar werknemers) en een aanbodkant (personen bieden hun werk en hun tijd aan).

Slide 4 - Tekstslide

Het aantal plekken waar gewerkt kan worden, ofwel het totale aantal banen, noemen we de werkgelegenheid.
Als er meer werkgelegenheid is dan er personen zijn die willen werken, kan iedereen die wil werken een baan vinden.
Als er minder werkgelegenheid is dan er personen zijn die willen werken, kan niet iedereen die wil werken een baan vinden, hierdoor is er werkloosheid

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

De personen die hun werk en tijd aanbieden aan de bedrijven (De aanbieders op de arbeidsmarkt), noemen we de beroepsbevolking. Wie daarbij horen, wordt zo bepaald:
We nemen eerst de beroepsgeschikte bevolking. Dit zijn alle personen die in theorie zouden kunnen werken, namelijk de 15- tot en met 65-jarigen.
Vervolgens kijken we in die groep naar de personen die niet willen werken, dit zijn bijvoorbeeld studenten of scholieren, huisvaders of huismoeders of mensen die er simpelweg geen zin in hebben.
Als we de groep die niet wil werken weglaten, houden we twee groepen mensen over: de groep mensen die werken en de groep mensen die niet werken maar wel op zoek zijn naar werk.
De laatste twee groepen noemen we samen de beroepsbevolking.

Slide 7 - Tekstslide

Omdat niet iedereen tussen de 15 en 65 jaar oud wil werken, doet niet iedereen mee aan het landelijke werk. Meedoen betekent “Participeren”.
We kunnen berekenen hoeveel mensen er participeren door de beroepsbevolking als percentage van de totale bevolking tussen 15 en 65 jaar oud te nemen.
Het percentage, hierboven 76,5%, noemen we de participatiegraad: welk deel van de totale beroepsgeschikte bevolking hoort bij de beroepsbevolking?

Arbeidsdeelname (arbeidsparticipatie)
Het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking behoort.

De overheid verwacht een tekort aan arbeidskrachten op de arbeidsmarkt en wil dat een groter deel van de bevolking gaat werken.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsdeelname bevorderen
Overheid en bedrijven kunnen de arbeidsdeelname bijvoorbeeld bevorderen door:
  • scholing;
  • kinderopvang.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Werk is er in verschillende soorten en maten. Allereerst verdelen we werk in de formele en de informele sector.
De formele sector bestaat uit al het “gewone werk”, het is door het CBS geregistreerd, je krijgt er voor betaald en het is door de overheid toegestaan. Dit werk noemen we wit werk en is het werk waar we het in de vorige paragrafen steeds over gehad hebben.
De informele sector bestaat uit twee soorten ander werk en wordt door het CBS niet geregistreerd: de klusjes die je thuis doet of het meewerken bij een vrijwilligersorganisatie noemen we grijs werk: dit is onbetaald werk en wordt door de overheid toegestaan.
In de informele sector vinden we ook zwart werk, dit is betaald werk dat niet is toegestaan door de overheid, omdat je over deze inkomsten geen inkomstenbelasting betaalt en omdat je tijdens het doen van dit werk niet goed verzekerd bent.

Lesdoelen 5.4

- Wat betekent het om werkloos te zijn?


- Wat kunnen de oorzaken van werkloosheid zijn?


- Welke soorten werkloosheid zijn er?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

UWV
  • helpt mensen een nieuwe baan vinden;
  • beoordeelt of werklozen een uitkering kunnen krijgen.

De afkorting UWV staat voor: 
Uitvoeringsinstituut voor WerknemersVerzekeringen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkloos
Je bent werkloos als je tussen 15 en 67 jaar bent, geen baan hebt en actief opzoek bent naar werk.

1. geregistreerde werkloosheid

2. verborgen werkloosheid

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geregistreerde werkloosheid
Alle werklozen die ingeschreven staan bij het UWV.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verborgen werkloosheid
Werklozen die niet ingeschreven staan bij het UWV.

De reden dat zij zich niet inschrijven is meestal dat ze geen recht hebben op een uitkering.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Bespreken soorten aan de hand van het filmpje

  • Welke 5 soorten werkloosheid worden er genoemd?

  • Wat betekenen deze soorten werkloosheid

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies