In de barok werkte de kunstenaar vaak in opdracht van de kerk, de adel of de monarchie, wat hun werk beïnvloedde. De maatschappelijke positie van de kunstenaar verbeterde, vooral in hofkringen, waar ze aanzien en invloed kregen. Kunstenaars presenteerden zich als intellectuelen of vakmensen, vaak door zichzelf te schilderen in machtige of verfijnde posities, wat hun status in de maatschappij benadrukte. Hun werk reflecteerde de dramatische en emotionele sfeer van hun tijd, waarin macht, religie en de politieke situatie een grote rol speelden.