Aan de uiteinden van de vertakkingen van de bronchiën zitten longblaasjes. Rondom de longblaasjes zit een netwerk van kleine bloedvaatjes: de longhaarvaten.
Slide 8 - Tekstslide
werking
In de longblaasjes zit lucht en in de longhaarvaten zit bloed. De wand van de longblaasjes is erg dun. Ook de wand van de bloedvaatjes is erg dun. Daardoor kunnen zuurstof en koolstofdioxide gemakkelijk door deze wanden heen.
- Zuurstof uit de lucht wordt door de wanden heen opgenomen in het bloed.
- Koolstofdioxide uit het bloed wordt door de wanden heen afgegeven aan de lucht.
Slide 9 - Tekstslide
opname
De opname van zuurstof en de afgifte van koolstofdioxide via de longblaasjes noem je gaswisseling. De wanden zijn erg dun en de longblaasjes hebben samen een groot oppervlak.
Slide 10 - Tekstslide
Zuurstof en koolstofdioxide
De lucht die je inademt bevat veel zuurstof. In de longblaasjes gaat het zuurstof het bloed in. Het bloed vervoert de zuurstof naar de cellen. In de cellen wordt de zuurstof gebruikt voor de verbranding.
Bij verbranding in de cellen ontstaat koolstofdioxide. De cellen geven het koolstofdioxide af aan het bloed. Het bloed vervoert de koolstofdioxide weer naar de longen. Daar wordt het weer afgeven aan de longhaarvaten en adem je het weer uit.
Slide 11 - Tekstslide
In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats. Gaswisseling is....
A
Koolstofdioxide in je bloed en zuurstof eruit
B
De verbranding van zuurstof en het ontstaan van koolstofdioxide
C
Het wisselen van rode en witte bloedcellen
D
Zuurstof in je bloed en koolstofdioxide uit je bloed
Slide 12 - Quizvraag
Je gaswisseling gaat heel snel. Dat heeft meerdere oorzaken. Wat is GEEN oorzaak van snelle gaswisseling?
A
Door het slijm in je longblaasjes
B
Door het grote oppervlak van de longblaasjes
C
Doordat bloed stroomt
D
Door de dunne wand van de longblaasjes
Slide 13 - Quizvraag
Bij gaswisseling in de long gaat:
A
- O2 het bloed in
- CO2 het bloed uit
B
- O2 het bloed uit
- CO2 het bloed in
Slide 14 - Quizvraag
Theorie: De longblaasjes horen tot het ademhalingsstelsel. Dit orgaanstelsel zorgt voor de gaswisseling. Door de gaswisseling wordt zuurstof het lichaam in getransporteerd. Stelling: Ook wordt door de gaswisseling .... het lichaam uit getransporteerd
A
Waterstof
B
Koolstofdioxide
C
Beiden (A + B)
D
Geen van beiden
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Video
Spieren bij de ademhaling
Bij de ademhaling gebruik je de ademhalingsspieren. Dit zijn het middenrif, de buikspieren, de tussenribspieren en de spieren bij het sleutelbeen. Je kunt op twee manieren ademhalen: met de borstkas en met de buik
Slide 17 - Tekstslide
borstademhaling
Bij de borstademhaling bewegen de ribben en het borstbeen. Bij een inademing spannen de tussenribspieren zich samen. Daardoor bewegen je ribben en je borstbeen omhoog en wordt je borstholte groter.
Slide 18 - Tekstslide
buikademhaling
Bij de buikademhaling bewegen het middenrif en de buikwand. Je middenrif trekt zich samen, waardoor het omlaag beweegt. Daardoor wordt je borstholte groter. Je longen worden groter en zuigen lucht naar binnen
Slide 19 - Tekstslide
Bij buikademhaling
A
bewegen je ribben en borstbeen
B
bewegen het middenrif en de buikwand
C
bewegen alleen je ribben
D
beweegt alleen je middenrif
Slide 20 - Quizvraag
De borstademhaling begint met
A
samentrekken tussenribspieren
B
samentrekken middenrif
C
luchtdruk daling in de longen
D
vergroting van de longen
Slide 21 - Quizvraag
Bij borstademhaling bewegen
A
middenrif
B
ribben en borstbeen
Slide 22 - Quizvraag
Bacteriën zijn via de ingeademde lucht door de wand van Evi’s longblaasjes heengedrongen. Waar komen die bacteriën dan als eerste terecht?
Slide 23 - Open vraag
exit ticket: Leg uit wat gaswisseling is en waar gaswisseling plaatsvindt.
Slide 24 - Open vraag
Exit ticket: Wat gebeurt er bij een buikademhaling