In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
5.1 Hoe communiceer je?
Slide 1 - Tekstslide
Informatie doorgeven
Als een klasgenoot je appt dat je morgen het eerste uur vrij bent, of je hallo zegt tegen een vriend, of zelfs (bewust) niks zegt tegen je vriendin, noemen we dat communicatie.
Het doorgeven en ontvangen van informatie.
Slide 2 - Tekstslide
Communicatie
Bij een gesprek, bij appjes en als je lacht of zwaait naar iemand, is er communicatie, omdat:
er een zender is;
je informatie gaat naar iemand;
er een ontvanger is, want je krijgt een appje terug;
Er een middel is, namelijk je telefoon en WhatsApp.
Slide 3 - Tekstslide
Een medium
Een middel om te communiceren.
Bij communicatie is er altijd sprake van een medium. Denk aan:
je telefoon
internet
de krant
televisie / radio
De belangrijkste communicatiemiddelen samen noemen we media.
Slide 4 - Tekstslide
Persoonlijk of massaal
Als je iemand spreekt hebben twee mensen contact met elkaar. Soms is er ook één zender en zijn er veel ontvangers. Dit noemen we massamedia.
Als informatie door veel mensen gezien, gelezen of gehoord wordt.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Communicatie zonder woorden heet ook wel..
A
verbale communicatie
B
Lichaamstaal
Slide 7 - Quizvraag
Een middel om mee te communiceren noem je...
A
Communicatie
B
Medium
C
Massacommunicatie
D
Social Media
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde bij communicatie?
A
boodschap - zender - ontvanger
B
zender - ontvanger - boodschap
C
zender - boodschap - ontvanger
D
ontvanger - boodschap -zender
Slide 9 - Quizvraag
5.2 Verschillende soorten media
Slide 10 - Tekstslide
Wat zijn de media?
De belangrijkste media in ons land zijn:
kranten en tijdschriften
internet
televisie- en radiozenders
Slide 11 - Tekstslide
Kranten en tijdschriften
Kranten brengen nieuws en verschijnen elke dag.
Tijdschriften verschijnen meestal één keer per week of maand.
Slide 12 - Tekstslide
Internet
Internet bestaat uit miljoenen websites met uiteenlopende informatie. Ook kun je er makkelijk mee communiceren.
Het gevolg van internet is dat iedereen nieuws kan plaatsen. Het is daarom belangrijk om te weten of de bron betrouwbaar is.
Slide 13 - Tekstslide
Radio en TV -omroepen
BNNVARA of SBS6 ?
Commerciële omroepen
Publieke omroepen
Slide 14 - Tekstslide
Commerciële zenders
Verdienen veel geld met reclame. Voorbeelden hiervan zijn SBS6, RTL en Net5.
Om programma's te kunnen maken verkopen deze omroepen dus reclametijd.
Slide 15 - Tekstslide
Publieke omroepen
(op NPO 1, 2 en 3) zenden minder reclame uit omdat ze geld van de overheid ontvangen om programma's te maken.
Slide 16 - Tekstslide
Waar gebruik je de media voor?
Nieuws en informatie
kranten - journaal
Ontspanning
films en series kijken
Contacten
appen en bellen
Identiteit
wie ben je/wat doe je - instagram snapchat
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
POPULAIR
KWALITEIT
Slide 19 - Sleepvraag
Waar gebruik jij media het meeste voor?
Nieuws en Informatie
Ontspanning
Contacten
Laten zien wie je bent en wat je doet.
Slide 20 - Poll
Uit onderzoek blijkt dat Nederlanders elke dag wel acht uur met massamedia bezig zijn!
sociale media - muziek luisteren - televisie - YouTube - series kijken
Hoeveel tijd maak jij gemiddeld per dag gebruik van massamedia?
1 uur
2 uur
3 uur
4 uur
5 uur
6 uur
7 uur
8 uur
meer dan 8 uur
Slide 21 - Poll
Huiswerk
Maak in de digitale methode de vragen bij 5.1 en 5.2
Ga in Teams naar Lesmateriaal --> Werkboek Media --> maak de vragen. Lever je screenshot in.