Grammatica - zinsontleding

Zinsontleding
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Zinsontleding

Slide 1 - Tekstslide

Onderdelen
pv - persoonsvorm
wwg - werkwoordelijk gezegde
ond - onderwerp
lv - lijdend voorwerp
mv - meewerkend voorwerp


bwp -  bijwoordelijke bepaling                  (van tijd, plaats of hoe)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Let op!

De pv hoort ALTIJD bij het werkwoordelijk gezegde

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Dus
Altijd eerst pv zoeken en dan wwg.
Dan vraag stellen;

Wie/ wat + pv = ond

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Dus
1. pv vinden + wwg
2. ond opzoeken
3. vraag stellen; 

wie/ wat + pv + ond = lv

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Dus
1. pv + wwg vinden
2. ond opzoeken
3. lv zoeken
4. vraag stellen; 
aan/ voor wie + pv + ond + lv = mv
ALS JE VOOR EEN ZINSDEEL AAN F VOOR KUNT DENKEN, OF HET STAAT ER AL, DAN IS HET WAARSCHIJNLIJK EEN MEEWERKEND VOORWEP

Slide 10 - Tekstslide

Let op!

Geen lv? Dan ook geen mv!

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Dus
1. pv vinden
2. ond opzoeken
3. lv zoeken
4. mv zoeken
5. alles wat overblijft = bwb



Slide 13 - Tekstslide

Let op!

Een bijwoordelijke bepaling zegt iets over;

PLAATS, TIJD OF HOE...

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Opa geeft zijn laatste gebakje weg.

zijn laatste gebakje=
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quizvraag

Mijn zus heeft gisteren mijn konijn eten gegeven?
Mijn zus =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 17 - Quizvraag

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Quizvraag

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden.
gisteren =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 19 - Quizvraag

Liza at twee stukken pizza.

Wat is het lv?
A
Liza
B
pizza
C
twee stukken pizza
D
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 20 - Quizvraag

Waarom wil mijn oma altijd een zoen hebben?
altijd =
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 21 - Quizvraag

Geef mij direct de oplossing voor het probleem!
direct =
A
lijdend voorwerp
B
onderwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 22 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

de toets =
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 23 - Quizvraag

Peter schenkt zijn docent een kopje koffie in
zijn docent =
A
onderwerp
B
werkwoordelijk gezegde
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 24 - Quizvraag

De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
De bestelling =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 25 - Quizvraag

De jongen heeft zijn hond koekjes gegeven?
de jongen =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 26 - Quizvraag

Oma haalde haar kleinkinderen op van school.
wwg = ?
A
haalde
B
haalde op
C
haalde op van school
D
ophalen

Slide 27 - Quizvraag

Morgen gaan we rijden op een nieuw soort scooter.
wwg = ?
A
gaan rijden
B
gaan rijden op
C
rijden
D
gaan

Slide 28 - Quizvraag

De bakker bakt heerlijk zoete broodjes.
lv = ?
A
de bakker
B
broodjes
C
zoete broodjes
D
heerlijk zoete broodjes

Slide 29 - Quizvraag

En nu...
Maken opdracht 7 t/m 9
Oefen met jufmelis.nl

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link