De adolescent is steeds beter in staat formeel te denken, dit leidt ertoe dat hij ook gaat nadenken over zichzelf en de toekomst. Een adolescent kan zich voorstellen dat hij zich in de toekomst anders gaat gedragen en in de toekomst in andere omstandigheden zal verkeren, en zo ontstaat een groeiend besef dat een mens zichzelf kan sturen.
Eigen gevoelens, bedoelingen en opvattingen worden betrokken bij het beeld dat de adolescent van zichzelf vormt. Hij kan steeds beter zijn eigen reacties op situaties evalueren en kan zich voorstellen dat hij ook anders had kunnen reageren. Hij kan ook nadenken over zijn eigen positie in en rol in de maatschappij. De adolescent speelt dan ook met de mogelijkheid dat hij de volgende dag iemand anders kan zijn en experimenteert daar ook mee. Dat verklaart ook waarom een adolescent van de ene dag op de andere van mening of uiterlijk kan veranderen. Hierdoor komen adolescenten tot een groter besef van eigenheid, uniciteit en consistentie, wat belangrijk is voor he
continuïteitsbesef.